De Tweede Wereldoorlog liet voor ons kunstbezit diepe sporen na. Heel wat gestolen, meegenomen of achtergelaten werken belandden na de oorlog niettemin opnieuw bij de rechtmatige eigenaars of hun erfgenamen. In 1952 werden de twee panelen met de Madonna en met de Engel van de Annunciatie van Hans Memling door de Dienst Economische Recuperatie aan Brugge afgestaan. Hoewel het hier niet om gestolen goed gaat, hangt er wel een oorlogsverhaal aan vast.
Door Mieke Parez, Filip L. Demeyer en Till-Holger Borchert
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden heel wat kunstwerken en cultuurgoederen uit particulier bezit achtergelaten, meegenomen en/of gestolen. Ook openbare instellingen werden het slachtoffer van systematische diefstal van cultuurgoederen. Het Koninkrijk België – sinds mei 1940 bezet door nazi-Duitsland – was hier geen uitzondering op. Vooral – maar niet alleen – kunst uit Joods bezit kwam bij kunsthandelaars terecht en werd verkocht. Na de Tweede Wereldoorlog werd een groot aantal van de teruggevonden cultuurgoederen en kunstwerken gerestitueerd aan de rechtmatige eigenaars of hun erfgenamen.
In sommige gevallen werden kunstwerken van wie de vooroorlogse eigenaars niet bekend waren, overgemaakt aan de landen waaruit de cultuurgoederen afkomstig waren. Ze kwamen zo onder meer in verschillende musea terecht. Andere kunstwerken, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de kunsthandel belandden en aan private of publieke verzamelingen verkocht werden, werden lange tijd als onverdacht beschouwd, maar intussen is het besef gegroeid dat het ook hier dikwijls gaat om roofkunst.
Tijdens de Conferentie van Washington in 1998 onderschreef België in dit verband de principes over de onder het nationaalsocialisme geroofde en verdwenen cultuurgoederen. Musea en culturele instellingen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië werkten mee met de Studiecommissie Joodse goederen en de Commissie voor Schadeloosstelling om de herkomst van deze cultuurgoederen uit te klaren. Het ging om kunstwerken die mogelijk voorwerp uitmaakten van nationaalsocialistische roof of aankopen, evenals de naoorlogse restitutie in en door België.
Het onderzoek nam een aantal jaren in beslag. Na deze enquêtes en vanuit het oogpunt van transparantie werd besloten om de kunstwerken met een ongeïdentificeerde herkomst of met een onvolledige herkomst onder te brengen in een databank met als doel meer informatie te bekomen over de verwervingsgeschiedenis. Deze databank legt voornamelijk de nadruk op schilderijen en beeldhouwwerken die in de museale verzamelingen terecht kwamen na de Tweede Wereldoorlog. Dit onderzoek is een nauwe samenwerking tussen de gemeenschappen, de federale overheid en de betrokken instellingen en musea.
In 1952 werden de twee panelen met de Madonna en met de Engel van de Annunciatie van Hans Memling (ca. 1467-1470, semigrisaille op paneel, 2x h 82,2 x br 26,5 cm, inventarisnummers 0000.GR01254.I en 0000.GRO1255.I) door de Dienst Economische Recuperatie aan Brugge afgestaan. De panelen kwamen uit de verzameling van nazikopstuk Hermann Göring en werden in 1947 in Duitsland gerecupereerd. De panelen waren niet gestolen uit Joods bezit, maar werden door de Brugse bankier en kunstverzamelaar Emile Renders (1872-1956) in 1939 gekocht in Londen. Ze waren afkomstig uit de privéverzameling Todd, Chobham-Woking, Surrey (UK) en werden in dat jaar uitgeleend aan de Memling-expositie in het nieuwe Groeningemuseum in Brugge. De nakende oorlog bood een kans aan de in Brugge wonende bankier en kunstverzamelaar Emile Renders om de Annunciatie van de Engelse eigenaar af te kopen. Die was immers niet zeker dat zijn eigendom veilig kon terugkeren naar Engeland. Renders kon daarom een schappelijke prijs bedingen.
Twee jaar later verkocht Renders Memlings Annunciatie als onderdeel van zijn schilderijenverzameling via de Duitse kunsthandelaar Aloys Miedel aan nazikopstuk Hermann Göring. Hoewel het bij de twee panelen niet om gestolen goed gaat, hangt er dus een klein oorlogsgeurtje aan.
Renders zelf claimde trouwens het eigendomsrecht na de recuperatie uit de Göring-collectie, erop wijzend dat Göring de werken opgeëist had. Uit onderzoek bleek evenwel dat hij voor de levering van een twintigtal kunstwerken aan Göring ruimschoots betaald was in goudstaven. Bijgevolg werd er geoordeeld dat niet hij het slachtoffer was en dat het werk toebehoorde aan de Belgische overheid, dat de twee luiken van Memling aan het Brugse Groeningemuseum afstond.
De twee panelen zijn de buitenluiken van een triptiek die Memling schilderde voor Jan Crabbe, abt van de Duinenabdij in Koksijde. Het middenpaneel maakt deel uit van de collectie van de Musei Civici in Vicenza (IT) en de binnenluiken kwamen terecht in de verzameling van J. Pierpont Morgan en bevinden zich in The Morgan Library & Museum in New York. Nadat de triptiek voor het eerst in 1994 tijdens de grote Memling-retrospectieve in Brugge gereconstrueerd werd, werden de vier luiken en het centrale paneel in New York in 2016-17 opnieuw herenigd in de tentoonstelling ‘Hans Memling. Portraiture, Piety, and a Reunited Altarpiece’. Het begeleidend boek kwam tot stand in samenwerking met Musea Brugge en het Vlaams onderzoekscentrum voor de kunst in de Bourgondische Nederlanden.
Literatuur:
John Marciari (red.), Hans Memling. Portraiture, Piety and a Reunited Altarpiece, met bijdragen van o.a. Maryan W. Ainsworth, Till-Holger Borchert en Noël Geirnaert, Brugge – New York – London, Paul Holberton Publishing, 2016.
Beelden: Art in Flanders - Dominique Provost