In de loop van de 19de eeuw groeit de faam van Brugge als toeristische bestemming. Aanvankelijk gebeurt de toeristische promotie vanuit privé-initiatief maar uiteindelijk springt ook het stadsbestuur op de kar. Uit die inspanningen komt dit afficheontwerp van Louis Reckelbus voort.
En de winnaar is…
Op 16 mei 1892 schrijft het Brugse stadsbestuur een wedstrijd uit. Het bestuur vraagt om een ontwerp voor een reclamepaneel zoals terug te vinden in de hal van een spoorwegstation. Enkel Brugse artiesten mogen deelnemen. Tegen 8 juni moeten ze een ontwerp indienen van het geheel op schaal één vierde. Een motief uit de compositie moeten ze op ware grootte in aquarel uitvoeren.
Op 10 juni 1892 bekijkt het college de ingediende voorstellen en kiest voor het ontwerp van Reckelbus. Hij zal 350 frank krijgen voor het maken van een tweede ontwerp op ware grootte. Waarschijnlijk is het dit ontwerp dat Musea Brugge in collectie heeft. In de Gazette van Brugge van 3 september 1892 staat te lezen dat Reckelbus zijn ‘ontwerp van plakbrief’ heeft aangeboden in het stadhuis en dat het ‘na eenige kleene wijzigingen’ zal ‘medegedeeld worden aan eene steendrukkerij’.
Vaut le détour
Reckelbus’ affiche toont Brugges pittoreske hoekjes: de Poertoren en het Minnewater, de Burg, de Rozenhoedkaai, de omgeving van het Gruuthusepaleis, de toren van de Sint-Salvatorskathedraal, de Groenerei, de Ezelpoort, het Belfort en het beeld van Breydel en De Coninck. De skyline met de torens van Brugge en enkele volkse vrouwen met kapmantel maken het geheel af.
In de affiche is een spoorwegkaartje verwerkt, met grote en lokale spoorlijnen. Bij de lijnen richting Kortrijk, Gent/Brussel en Antwerpen staat vermeld dat men vandaaruit verder kan naar resp. Frankrijk, Duitsland-Zwitserland, en Nederland. En vanuit Oostende naar Engeland.
Op mijn mansarde
In Le Journal de Bruges van 24 juni en van 19 augustus 1892 brengt journalist Q.M. verslag uit van zijn bezoek aan Reckelbus’ atelier om het bekroonde ontwerp te bekijken. Het is een hele klim naar de zolder van een huis aan de Sint-Jansstraat 3.
Naast een heleboel rommel ‘waarmee een vreugdevuur kan worden aangestoken’, bevindt zich daar een minuscuul atelier, volgestouwd met snuisterijen, boeken, tekeningen, studies en (zeer veel) kaders. Te midden van dit alles prijkt het winnende, herwerkte afficheontwerp. Het kan op veel bijval van de journalist rekenen en hij hoopt dat de gedrukte versie recht zal doen aan de sprankelende frisheid van het ontwerp.
Het is echter de vraag of de wens van de journalist in vervulling is gegaan. Op de gemeenteraad van 7 januari 1893, zo lezen we in de Gazette van Brugge van 9 januari 1893, wordt de vraag gesteld wanneer de affiche nu gedrukt zal worden. Schepen Ronse antwoordt dat ‘de druk gedurig is uitgesteld omdat de kunstenaar M. Reckelbus zijn ontwerp in te veel kleuren gestoken had. De plakbrieven zouden te diere kosten.’ De krant La Patrie vermeldt in zijn verslag van dezelfde gemeenteraad een bedrag van 10.000 frank. Schepen Ronse belooft een bestek op te vragen.
Tot nu toe is ons geen gedrukte versie van de affiche bekend. In Le Patriote Illustré van 27 november 1892 staat de affiche afgedrukt, met in de rechter benedenhoek ‘Arts. Graph. Brux.’ en onder de foto ‘d’après une photographie d’Henri Gécèle’. Gaat het hier om een foto van het ontwerp of toch van een gedrukt exemplaar?
Postbeambte en conservator
Louis Reckelbus, zoon van een politieagent en een kantwerkster, was op het ogenblik dat hij zijn afficheontwerp indiende, ambtenaar bij de Posterijen in Brugge. In 1890 nam hij voor de eerste keer deel aan een tentoonstelling en vanaf dan zou hij naam maken als kunstschilder, met een voorliefde voor de waterverftechniek. Hij schilderde onder andere landschappen, marines, interieurs en heel wat zichten op Brugge.
Dat niet iedereen zijn werken kon smaken, toont een karikatuur van René De Pauw uit 1919 aan. Hij geeft Reckelbus in zijn atelier weer, met een kast vol truukjes en omringd door potten verf met kleuren ‘voor de herfst’, ‘voor de lucht in Engeland’, ‘voor alles wat in de zon ligt’ enzovoort. (Denk nu even terug aan de reden waarom het drukken van de affiche zo aansleepte...)
Na zijn pensioen, in 1930, stelde men Reckelbus aan tot conservator van het Stedelijke Museum voor Schone Kunsten, het Groeningemuseum, dat toen in een gloednieuw gebouw van Jos Viérin werd ondergebracht. Het was eerder een ere-functie, onbezoldigd, maar het zegt wel veel over zijn reputatie. In 1954 volgde de eerste beroepsconservator, Aquilin Janssens de Bisthoven, hem op.
Reckelbus woonde toen al 22 jaar niet meer op een mansarde, maar in een huis in de Westmeers in Brugge. Mogelijk waren er wel snuisterijen uit zijn zolderkamer terug te vinden. De kunstenaar richtte zijn huis in als een oud-Vlaamse woning, vol oude meubels, vaatwerk, tegels en oude boeken. Van de plannen om er een museum van te maken, stapte men uiteindelijk af en de inboedel ging onder de hamer.