Sluiten

E-tentoonstelling

Rood

Een aparte kijk op de objecten van Musea Brugge. Bekende en minder bekende stukken worden hier samengebracht op basis van de aanwezigheid van één bepaalde kleur.

Deze e-tentoonstelling gaat over rood. De kleur van gevaar en zonde, van macht en energie, van geluk en liefde. De symboliek van rood is breed en gevarieerd. We lichten hier slechts een paar facetten toe.

Daarnaast gaan we in op de materiaaltechnische aspecten van enkele rode grondstoffen en pigmenten. Welke materialen zijn er precies gebruikt? Met welke technieken is de kleur gemaakt?

door Guenevere Souffreau

02 Bosch 700x700
Detail uit Jheronimus Bosch, ‘Laatste Oordeel’, ca. 1500, olieverf op paneel, Musea Brugge, inv. 0000.GRO0208.I © www.lukasweb.be, foto Dominique Provost

Brandend vuur

Rood is de kleur van verslindend vuur, zoals het hier op het paneel met de ‘Hel’ in het drieluik van het ‘Laatste Oordeel’ door Jheronimus Bosch is geschilderd. Alhoewel het heetste vuur in werkelijkheid wit is, worden apocalyptische branden gewoonlijk in dramatische gradaties van dieprode kleuren weergegeven. Die hel is waar de christelijke God de zondaars naartoe verbant tijdens het Laatste Oordeel: “Maar de lafhartigen, de trouwelozen, de verdorvenen, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars, de afgodendienaars, en alle leugenaars, hun deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel. Dit is de tweede dood.” (Openbaring 21:8).

Naast de hel is er in de rooms-katholieke godsdienst ook het vagevuur. Het woord ‘vagevuur’ is afgeleid van het Middelnederlandse woord ‘vâgen’, dat ‘reinigen’ of ‘louteren’ betekent. Dat vagevuur is een tijdelijke straf, waardoor de ziel van een berouwvolle gelovige kan gered worden van de eeuwigdurende martelingen in de hel.

03 serafijn 700x700
Christiaan van de Voorde (?), Glas-in-loodraam met engel, Brugge (?), eerste kwart vijftiende eeuw, glas en lood, Musea Brugge, inv. XXII.O.0085 © www.lukasweb.be

Rode engelen

Wanneer we ons een engel voorstellen, is dat meestal als een androgyne mens met vleugels. Maar dat is eigenlijk maar één type binnen een waaier aan verschillende soorten engelen. Engelen en gevleugelde wezens komen voor in veel godsdiensten. In het christendom vormen serafijnen de hoogste orde van engelen, zij staan het dichtste bij God. In het boek Jesaja worden ze beschreven met zes vleugels: twee om te vliegen, twee om hun gezicht te bedekken en twee om hun voeten te bedekken. Hun naam komt van het Hebreeuwse woord ‘saraf’, dat ‘brandend’ wil zeggen. Hun vuur verhit, reinigt, verlicht en verdrijft de duisternis.

In middeleeuwse kunst worden serafijnen voorgesteld als rode engelen, verwijzend naar hun vuur. In tegenstelling tot bijvoorbeeld cherubijnen, die een blauwe kleur krijgen. Dit glas-in-loodraam met de voorstelling van een rode engel is afkomstig van het Brugse stadhuis. Om glas te kleuren worden metaaloxiden toegevoegd aan de gloeiende glasmassa. Door het toevoegen van eenwaardig koperoxide, een helderrode poederachtige stof, krijg je glas met een rode kleur.

04 lantaarn 700x700
Scheepslantaarn, begin twintigste eeuw, koper, koperlegering en rood glas, Musea Brugge, inv. BMV.01082 © www.lukasweb.be

Het rode metaal

Zuiver koper heeft een glanzende, lichte rozerode kleur. Als het blootgesteld wordt aan de lucht verdonkert dit naar een doffe donkerrode tot bruine kleur. Koper is een van de weinige metalen die in zuivere vorm kunnen bewerkt worden. De eerste metaalbewerkingen gebeurden in koper, 11.000 jaar geleden in het Midden-Oosten. Dit markeert het einde van de steentijd en het begin van van de metaaltijden. Omdat koper vrij zacht is, worden later meestal andere metalen toegevoegd om het harder te maken. Maar door de uitzonderlijke rode kleur van het metaal wordt het nog steeds vaak in haar pure vorm gebruikt.

Deze Britse scheepslantaarn heeft een rood glas, met erboven een plaatje met de letters ‘PORT’. ‘Port’ is de Engelse term voor bakboord, de linkerkant van een schip. Aan bakboord hebben schepen (en trouwens ook vliegtuigen) steeds een rood navigatielicht; aan stuurboord, de rechterzijde, een groen navigatielicht. Zo is het steeds duidelijk welke koers een schip vaart.

05 kabinet 700x700
Kabinetkast, derde kwart zeventiende eeuw, eik, populier, ebbenhout, been, schildpad, ijzer, messing, vergulding, spiegelglas, Musea Brugge, inv. VII.O.0056, foto: Atelier Richardson-Weissenborn

Schildpad

Deze kabinetkast dateert uit het derde kwart van de zeventiende eeuw en is waarschijnlijk gemaakt in Antwerpen. Dergelijke kasten, met tal van kleine deuren, lades en opbergplaatsen, dienen gewoonlijk om zogenaamde curiosa in te verzamelen. Uitzonderlijke en zeldzame planten, dieren, oudheidkundige voorwerpen of kunstobjecten krijgen er een plaats. De rode gevlamde bekleding is schildpadschelp. Meestal wordt daarvoor het dikkere schild van een zeeschildpad (in dit geval waarschijnlijk Caretta caretta of Eretmochelys imbricata) gebruikt. De buitenkant van een schildpadschild bestaat uit hoornachtige platen uit keratine. Door de platen te koken in water worden ze zacht en kunnen ze plat of in een vorm gedrukt worden. Het materiaal is lichtdoorlatend. Eronder is roodgekleurd papier gekleefd, zodat het rood nog meer diepte krijgt.

Schildpadden zijn nu een bedreigde, maar gelukkig ook beschermde diersoort. Bij de restauratie van de kast zijn de oude schildpadelementen zorgvuldig geconserveerd. Ontbrekende delen zijn aangevuld met imitatiemateriaal op basis van caseïne, dat gelijkaardige eigenschappen heeft als schildpadschelp.

06 kelkvelum 700x700
Kelkvelum, vermoedelijk Brugs, achttiende of negentiende eeuw, fluweel, gouddraad en zijde, Musea Brugge, inv. O.OTP1046e © www.lukasweb.be, foto Dominique Provost

Bloed

Een kelkvelum is een vierkante doek die in christelijke misvieringen wordt gebruikt om de miskelk mee af te dekken. Een miskelk bevat (aangelengde) wijn die, volgens de katholieke leer, tijdens het offeranderitueel verandert in het bloed van Jezus Christus. Die verandering heet ‘transsubstantiatie’. Christus’ bloed is gevloeid om de zonden van de mens te vergeven. De kleur rood symboliseert in het christendom dan ook meestal het bloed van Christus en de menselijke zonden. Rood liturgisch textiel wordt specifiek gebruikt tijdens de vieringen die te maken hebben met de offerdood van Christus, zoals Goede Vrijdag, of op feestdagen van martelaren.

Maar rood is in de Bijbel daarnaast ook de kleur van de mens zelf. In het boek Genesis, het christelijke scheppingsverhaal, is Adam de eerste mens. De etymologie van de naam Adam is complex. Het is terug te voeren naar de Hebreeuwse woorden ‘adam’ (‘product’ of ‘gemaakt uit aarde’), ‘adama’ (‘aarde’ of ‘rode klei’), ‘’adom’ (‘rood’) en ‘dam’ (‘bloed’ of ‘de basis van het leven’). De eerste mens is dus gemaakt uit rode aarde.

07 quote 2000x840

For her everything was red, orange, gold-red from the sun on the closed eyes, and it all was that color, all of it, the filling, the possessing, the having, all of that color, all in a blindness of that color.

"Voor haar was alles rood, oranje, goudrood van de zon op gesloten ogen, en het was allemaal die kleur, in het geheel, de vulling, het bezitten, het hebben, alles in die kleur, alles in de blindheid van die kleur." | Ernest Hemingway
08 sanguine 700x700
Francesco Furini (omgeving), Studie van een knielende naakte vrouw, eerste helft zeventiende eeuw, rood en wit krijt op papier, Musea Brugge, inv. 0000.GRO1711.II © www.lukasweb.be, foto Dominique Provost

Rode aarde

Een tekening in rood krijt wordt sinds de achttiende eeuw meestal een ‘sanguine’ genoemd, afgeleid van het Latijnse woord ‘sanguis’, dat ‘bloed’ betekent. Rood krijt is vooral een populair tekenmateriaal in de Italiaanse renaissance, maar wordt tot op heden gebruikt. Deze studie is waarschijnlijk gemaakt door een navolger van Francesco Furini. Furini tekende veel naakststudies van vrouwen, en bijna allemaal in rood krijt.

De rode kleur in dit tekenmateriaal komt van het pigment rode oker. Rode oker is een van de oudste door de mens gebruikte pigmenten. Tijdens de vroege steentijd werden er al rotstekeningen mee gemaakt. Het pigment bestaat voornamelijk uit een ijzeroxide, met name het mineraal hematiet, waarvan de naam afgeleid is van ‘haima’, het Oudgriekse woord voor – opnieuw – ‘bloed’. Hematiet geeft aan tal van gesteenten een rode kleur. Het veroorzaakt ook de rode kleur van het oppervlak van de planeet Mars.

09 Mars 700x700
Detail uit: Antonius Claeissens, ‘Mars, omringd door de Vrije Kunsten en de Schilderkunst, triomferend over de Onwetendheid’, 1605, olieverf op doek, Musea Brugge, inv. 0000.GRO0680.I © www.lukasweb.be, foto Dominique Provost

Goddelijke overwinning

De planeet Mars heeft vanop de aarde gezien een roodachtige, vurige kleur en wordt daarom ‘de rode planeet’ genoemd. Ze is vernoemd naar de Romeinse god Mars, god van de oorlog. De god representeert mannelijkheid, kracht en agressie. Daarnaast is hij een vruchtbaarheidsgod en werd de lentemaand maart naar hem genoemd. Mars zou de vader zijn van Romulus en Remus, de stichters van Rome.

De god Mars is hier weergegeven in felrode gevechtskledij. Romeinse soldaten en officieren waren eveneens gekleed in rode tunieken en droegen rode capes. Bij een overwinningstocht werd het gezicht van de triomferende generaal rood geschilderd met loodmenie. Hier benadrukt de rode kledij van Mars zijn overwinning op de Onwetendheid, een naakte man met ezelsoren, die hulpeloos vertrappeld wordt. Dit is eigenlijk een vrij ongebruikelijke voorstelling. Mars wordt doorgaans gezien als een brute en domme kracht, eerder een vernieler van kunst en wetenschap. Gewoonlijk is het Minerva, de godin van de wijsheid, die de Onwetendheid vertrappelt.

10 schrijn 800x460
Anonieme meester, ‘Ursulaschrijn’, ca. 1400-1415, vermoedelijk Brugs, olieverf op paneel, Musea Brugge, inv. O.SJ0149.V. Rechts een detail, waarop de in lichter rood geschilderde motieven duidelijk te zien zijn © KIK/IRPA, Brussel

Loodmenie

De opvallende oranjerode kleur waarmee de achtergrond van dit pre-Eyckiaanse Ursulaschrijn is beschilderd, is vermiljoen. Erbovenop zijn, in een nog lichter oranjerood, florale motieven geschilderd. Bijna onzichtbaar, als je niet van dichtbij kijkt. Dat lichtste oranjerood is het pigment loodmenie. Loodmenie is vooral gebruikt voor het verluchten van handschriften. Zowel loodmenie als vermiljoen zijn in het verleden ‘minium’ genoemd. Van het Latijnse woord ‘minium’ is het woord ‘miniatuur’ afgeleid, de term die we gebruiken voor die schilderingen in manuscripten.

Loodmenie is een loodoxide. Het komt hier en daar op een natuurlijke manier voor, maar kan ook geproduceerd worden door lood of het pigment loodwit te verhitten. Het is een van de oudste door de mens gemaakte pigmenten, maar het komt relatief weinig voor in de westerse schilderkunst. In bepaalde samenstellingen kan het snel verkleuren door licht en vocht. Het heeft ook niet zo een grote kleurkracht. Het is wel regelmatig gebruikt op houten objecten of panelen, als onderlaag voor polychromie of bladvergulding. Recenter kent het vooral toepassing als beschermlaag voor houten en metalen bouwelementen. De aanwezigheid van lood maakt loodmenie erg giftig.

Dit schrijn is een van de zeldzame voorbeelden van pre-Eyckiaanse schilderkunst, schilderkunst uit de periode net voor de gebroeders Van Eyck. Van die periode, ruwweg tussen 1380 en 1420, zijn maar enkele tientallen beschilderde panelen bewaard. Zowel in de paneelschilderkunst als de miniatuurkunst uit die tijd zijn vergelijkbare rankwerkversieringen te vinden. Gewoonlijk zijn ze wel ingedrukt in bladgoud, of in goud getekend op een rode achtergrond.

11 zegel 700x700
Akte van translatie van de relieken van de 11.000 maagden, Brugge, Archief OCMW, fonds Sint-Janshospitaal, oorkonde nr. 1333, inv. O.SJ1222 © www.lukasweb.be

Zegelwas

Dit Latijns document is de ‘Translatie-akte van de relieken van de 11.000 maagden’, gedateerd op 21 oktober 1489, de feestdag van de heilige Ursula. Het getuigt van de plechtige overdracht van een veertigtal relieken, van het hierboven afgebeelde pre-Eyckiaanse Ursulaschrijn naar een nieuw schrijn. Dat nieuwe schrijn is natuurlijk het bekende, veel grotere en luxueuzere Ursulaschrijn dat Hans Memling maakte in opdracht van het Sint-Janshospitaal.

De akte is geschreven door Gillis (‘Egidius’) de Bardemakere, wijbisschop van Doornik. Onderaan het document bevindt zich het rode zegel van notaris en kroniekschrijver Rombout de Doppere. De zegels uit die periode zijn meestal van bijenwas en Venetiaanse terpentijn (gewonnen uit het hars van de Europese lork). De rode kleur komt van het pigment vermiljoen. Tijdens de tweede helft van de zestiende eeuw wordt vanuit India schellak geïntroduceerd, een harsachtig afscheidingsproduct van de lakschildluis. Zegels worden vanaf dan vaker gemaakt van een mengsel van onder meer schellak en terpentijn. Met vermiljoen of loodmenie worden ze rood gekleurd, maar ook andere kleuren zijn mogelijk. Omdat dergelijke zegellak vrij breekbaar is, worden de grote en belangrijke zegels toch nog verder met bijenwas vervaardigd.

12 sigillata 700x700
Bord in terra sigillata, type Dragendorff 18, 45-70 n.Chr., aardewerk, inv. OC-B/1/1/A/26 © Raakvlak

Gestempeld rood aardewerk

‘Terra sigillata’ is een term die sinds de negentiende eeuw gebruikt wordt voor Romeins luxeaardewerk. Het is erg herkenbaar aan de rode kleur en het meestal glanzende oppervlak. Op verschillende plaatsen in het uitgestrekte Romeinse Rijk waren productiecentra gevestigd. De term ‘terra sigillata’ betekent letterlijk ‘gestempelde aarde’. Gewoonlijk kreeg het aardewerk op de binnenkant de stempel van de maker. De talrijke vormen van bekers, borden, kommen, schalen,… in dit materiaal zijn door archeologen geklasseerd in uitgebreide typologieën. Het uitzicht van de klei, de vorm en het profiel van het object, eventuele versieringen en de ingedrukte stempel maken een erg precieze datering van dit soort aardewerk mogelijk.

Dit bord is van het type Dragendorff 18. Centraal op de binnenkant staat ‘OFBASSI’ gestempeld. Daaruit kunnen we afleiden dat het vervaardigd is in de werkplaats (‘officina’) van de pottenbakker Bassus II. Hij werkte in de periode 45 tot 70 n.Chr. in het terra sigillata productiecentrum La Graufesenque, in Zuid-Frankrijk.

13 ring 700x700
Ring, ca. 100-300 n.Chr., goud en carneool, inv. col Beuck/1/1/A/52 © Raakvlak

Carneool

Deze gouden ring is gevonden in Tienen en dateert uit de Romeinse periode. De rode gem die in het goud is gezet is ‘intaglio’ versierd, wat wil zeggen dat er een motief is uitgehold, uitgesneden of ingegraveerd. Wanneer daarentegen de achtergrond is weggehaald en de afbeelding in reliëf omhoog komt, spreekt men van een ‘camee’. Hier gaat het om een eenvoudige intaglio met de uitgesneden afbeelding van een gestileerde vogel.

Het materiaal van de rode steen is carneool. Carneool is een soort chalcedoon, een silicamineraal (SiO2) van de kwartsgroep. De heldere rode kleur komt van onzuiverheden die ijzeroxide bevatten. Carneool is in de Romeinse periode veel gebruikt voor zegelringen. Door de ring in klei of was te duwen, kan die gebruikt worden als een stempel.

14 tapijt 700x700
Wandtapijt ‘De toespraak van de veldheer’, eind zestiende - begin zeventiende eeuw, wol en zijde, Musea Brugge, inv. XVII.1988.0001 © www.lukasweb.be, foto Dominique Provost

Plantaardig rood: meekrap

Dit wandtapijt verbeeldt een veldheer die een toespraak geeft. Errond loopt een brede versieringsboord. Het tapijt is zeker in Brugge gemaakt. Dat kan onder meer afgeleid worden uit bepaalde decoratieve motieven, zoals de typische gevlochten afboording. De opvallende aanwezigheid van de rode kleur op de achtergrond van de boordversieringen wijst eveneens op een Brugse productie. Het rood komt van mede of meekrap (Rubia tinctorum), een plant met kleine, gele stervormige bloemen.

Al zeker van in de dertiende eeuw, en vooral tijdens de veertiende en vijftiende eeuw, wordt in de streek van Brugge meekrap geteeld. De wortels van de plant worden gedroogd en verpulverd. Leder, katoen, wol en linnen worden er rood mee gekleurd. Door de kleurstof verder te bewerken tot het zogenaamde ‘kraplak’, kan het als schilderspigment gebruikt worden. Sporen van kraplak zijn onder meer teruggevonden in de rode jurk op het ‘Portret van Margareta van Eyck’ door Jan van Eyck.

15 Margareta Verso 700x700
Detail van de achterzijde van: Jan van Eyck, ‘Portret van Margareta van Eyck’, 1439, olieverf op paneel, Musea Brugge, inv. 0000.GRO0162.I © www.lukasweb.be, foto Hugo Maertens

Kostbaar vermiljoen

Het pigment vermiljoen is al verschillende keren ter sprake gekomen. Het is dan ook een van de belangrijkste rode pigmenten tot de commercialisatie van cadmiumrood in de twintigste eeuw. Vermiljoen kan in de natuur gevonden worden als het mineraal cinnaber, een kwiksulfide (HgS). Door een mengsel van zwavel en kwik te verhitten, kan het pigment ook kunstmatig gemaakt worden. Het ontginnen en het maken van het pigment is erg moeilijk, tijdrovend en gevaarlijk, waardoor het zeer kostbaar is. Dat is al zo in de Romeinse periode, waar vermiljoen alleen de muren van de rijkste villa’s siert, zoals de Villa dei Mysteri in Pompeii. In de miniatuurkunst wordt het gebruikt voor de belangrijkste decoraties, terwijl bijvoorbeeld letters eerder met het goedkope loodmenie geschilderd worden.

Vermiljoen is opvallend aanwezig op de achterzijde van het ‘Portret van Margareta van Eyck’. Die achterzijde toont een abstracte beschildering. Alhoewel er geen bestaande steensoort lijkt geïmiteerd te zijn, krijg je wel die indruk. De schildering is opgebouwd uit verschillende lagen. De bovenste verflagen zijn met spatten aangebracht, met helemaal bovenaan de felrode, dekkende vermiljoenspatten.

16 Margareta 800x460
Detail uit: Jan van Eyck, ‘Portret van Margareta van Eyck’, 1439, olieverf op paneel, Musea Brugge, inv. 0000.GRO0162.I © www.lukasweb.be, foto Hugo Maertens. Met de macro-röntgenfluorescentiebeelden voor de chemische elementen kwik (Hg) en kalium (K) © Universiteit Antwerpen

Karmijnrode schildluizen

Op de voorzijde van het ‘Portret van Margareta van Eyck’ is eveneens vermiljoen te vinden. Dat weten we onder meer door de resultaten van het onderzoek met macro-röntgenfluorescentie (MA-XRF). Dat materiaaltechnisch onderzoek geeft de verspreiding van specifieke chemische elementen weer. In het beeld met de verspreiding van het chemisch element kwik (Hg), zien we dat dat element vooral te vinden is in de rode jurk. Een rode kleur en de aanwezigheid van kwik betekent dat het gaat om vermiljoen. In het beeld lijkt bovendien de verf nogal ruw aangebracht te zijn: je ziet zelfs duidelijk de penseelstreken. Dat wil zeggen dat Jan van Eyck het vermiljoen gebruikte voor de eerste aanzet van Margareta’s jurk.

Bovenop die dekkende grondlaag van vermiljoen zijn verschillende dunne, doorzichtige rode laklagen, zogenaamde ‘glacislagen’, geschilderd. Zo wordt een diep, intens rood gecreëerd. De rode kleur in die glacislagen komt van organische kleurstoffen. Organische stoffen zijn niet te detecteren of te onderscheiden met MA-XRF. Maar met MA-XRF is in Margareta’s jurk wel het chemisch element kalium (K) gevonden. Dat is een van de bestanddelen van aluin, wat heel vaak als bindmiddel voor laklagen wordt gebruikt. Het egale en gedetailleerde kalium-beeld suggereert een zorgvuldig geschilderde afwerking van de jurk.

Maar welke rode kleurstoffen zitten er dan in die bovenste glacislagen? Dankzij chemische analyse, uitgevoerd door de National Gallery (Londen), weten we dat precies. Er zijn twee verschillende kleurstoffen gebruikt: kermes en meekrap. Het plantaardige meekrap is hier en daar teruggevonden. Maar vooral kermes, dat in die periode de duurste textielverfstof was, is veel aanwezig. Kermes is afkomstig van de Mediterrane schildluissoort Kermes vermilio. Uit de gedroogde vrouwelijke exemplaren wordt een diepe, karmijnrode verfstof gewonnen.

Kermes is bekend sinds de prehistorie. In de loop van de zestiende eeuw wordt het vervangen door de rode kleurstof die gehaald wordt uit een andere schildluis, de cochenilleluis (Dactylopius coccus). Die kleurstof wordt in Mexico geproduceerd, vanwaar de Spanjaarden ze importeren naar Europa. Het rood van de cochenilleluis is veel intenser, waardoor er twaalf keer minder luizen nodig zijn.

Meer weten?

Over de collectie van Musea Brugge: www.erfgoedbrugge.be

Over kleur, materialen, technieken en natuurwetenschappelijk onderzoek:

B. Berrie (red.), Artists’ Pigments. A Handbook of Their History and Characteristics. Volume 4, Londen, 2007.

C. Cennini, Het handboek van de kunstenaar. Il Libro dell’Arte, Amsterdam/Antwerpen, 2001.

D. Coles, Chromatopia. An Illustrated History of Colour, Londen, 2018.

N. Eastaugh, V. Walsh, T. Chaplin, R. Siddall (reds.), Pigment Compendium. A dictionary and optical microscopy of historical pigments, Londen, 2013.

R. Feller (red.), Artists’ Pigments. A Handbook of Their History and Characteristics. Volume 1, Londen, 1986.

E.W. Fitzhugh (red.), Artists’ Pigments. A Handbook of Their History and Characteristics. Volume 3, Londen, 1997.

A. Fuga, Materialen en technieken, Gent, 2006 (Kunstbibliotheek).

J. Gage, Colour and Meaning. Art, Science and Symbolism, Londen, 1999.

A. Roy (red.), Artists’ Pigments. A Handbook of Their History and Characteristics. Volume 2, Londen, 1993.

H. Westgeest, T. van Bueren, A. Groot, A. de Koomen (reds.), Kunsttechnieken in historisch perspectief, Turnhout 2011.

www.kikirpa.closertovaneyck.be