Sluiten

Delphine Lecompte: Gedicht over de klompenmaker

Volkskundemuseum

Klompen2

De klompenmaker en klompen in het Volkskundemuseum

De klomp was ooit alomtegenwoordig in het dagelijkse leven. De klompenmakerij beleefde een hoogtepunt in de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw. Oorspronkelijk werd die volledig met de hand gemaakt, later namen gespecialiseerde machines het werk grotendeels over. De klomp werd voornamelijk gedragen door boeren en arbeiders.

In de vitrinekasten van het Volkskundemuseum is het gereedschap van de klompenmaker te zien: een houten blok, een omslagboor, een klompenmakershamer, een dissel en ander klein materiaal.

Naast het houten blok ligt een sierlijke stapel klompen. De mooi afgewerkte ‘Walekes’ of ‘klepperkes’ zijn licht van gewicht en typisch voor deze streken. Bij de ‘tripklomp’, een variant van de gewone klomp, vervangt de klompenmaker het houten gedeelte over de bovenvoet door een leren bandje of trip. Deze klompen zijn veel comfortabeler, omdat de trip vastgezet wordt op maat van de koper.

Luister naar een selectie uit het gedicht, voorgelezen door Delphine Lecompte.

Ik zit vast in een infantiele tedere teletijdmachine met een kloeke kloppende klompenmaker

In de kneuterige comfortabele logeerkamer van de oude kruisboogschutter droom ik
Dat ik een gedicht schrijf waarin ik me vrolijk maak over de knullige allitererende titels
Van stripverhalen, die van Suske en Wiske meer bepaald
De naam van de professor ontsnapt me (Barabas, de slechte moordenaar die dankzij Jezus vrijkwam, idioot!)
Maar ik weet dat hij een teletijdmachine uitvond (Barabas de slechte moordenaar vond een tedere teletijdmachine uit, na zijn nipte ontsnapping, zijn zure wrange triomf)
In mijn gedicht maak ik gebruik van de teletijdmachine
Om in de Rolweg in mijn thuisstad Brugge een bezoekje te brengen aan een kloeke kloppende klompenmaker
Het is woensdag, 27 november 1901.

Ik klop op de voordeur van de klompenmaker
Ik hoor hem vloekend, schuifelend en fluimen inzwelgend naderen
Dan staat hij voor me: onbarmhartig, ongeschoren, arrogant, pokdalig en met een kater
‘Wat wil je en wie ben je?’
‘Ik ben een bipolaire dichteres met een eetstoornis, een polemist, een slet, een heks, een onbetrouwbare verteller, een pyromaan, een baldadige schaamteloze …’
‘Wat wil je?’
‘Ik wil je tonen hoe de 20ste eeuw eruitziet.’
‘Is het lelijker dan de negentiende eeuw? Grimmiger? Wreder en gewelddadiger?’
‘Ik denk het wel.’
‘Ik ben benieuwd,’ beweert de klompenmaker, maar hij klinkt moe en onverschillig
Hij neemt een slok van zijn jeneverkruik en trekt een warme jas aan, hij lijkt een beetje op Dean Martin.

Dan kruipen we in de krappe gammele tedere teletijdmachine en vliegen we langs de 20ste eeuw: broodroosters, wafelijzers, robotten, nog meer broodroosters, concentratiekampen, loopgraven, pensenkermissen, antisemitische propaganda, vlinderstrikken, profetische teckels, lichtschakelaars en wastrommels die gehoorzamen aan een vingerknip, penicilline, Glenn Miller, vrouwen met baarden, sexy spionage, Hondurese bordelen, holle beurzen, vadsige buiksprekers, behaagzieke baronessen, gekwelde piraten, boekverbrandingen, Surfin’ USA, tsarenmoorden, death row, King Kong, Al Jolson, razend ambitieuze poolreizigers, razend ambitieuze kunstschaatsers, oude en nieuwe dadaïsten, verweerde paardengokkers, valse goeroes, gewiekste helers, aan lager wal geraakte goochelaars, matrozen, junkies, wanstaltige Elvis in Las Vegas, corrupte landmeters, Ronald Reagan, adembenemende gijzelaars en onweerstaanbare gijzelnemers, de moord op John Lennon, de zeven minuten roem van elke ledige krampachtige Ierse palingvisser, de maanlanding, A Clockwork Orange, De Avonden, het internet, Thriller, proefbuisbaby’s, sleutelkinderen, Brooke Shields, videotheken, dildo’s, zinderende playbackshows, de Bende van Nijvel, de tgv, Claudia Schiffer en David Copperfield, bunga bunga, koddige neonazi’s in maatpakken, mijn eerste verkrachting in een bunker in de duinen van De Panne,
Maar bovenal: bidsprinkhanen en Werner Herzog, nee ik bedoel: David Attenborough, de waardige opvolger van de apostel Paulus.

Dan valt de teletijdmachine stil boven mijn tweede verkrachting niet in een bunker in de duinen van
De Panne, maar op het parkeerterrein van een sinistere struisvogelkwekerij
De klompenmaker zegt onverwacht gevoelig en zacht: ‘Ocharm.’
Ik barst in huilen uit
In 2018 ben ik een huilebalk geworden
Voorheen haatte ik wenen, tranen, smart en theater
Ik had een moeder die krokodillentranen plengde
In mijn gedichten noem ik haar een jakhals, een manipulatief voormalig kindsterretje, een listige
genadeloze keizerin en een serpent
Slechts jakhals is een compliment, mama coyote
Mijn moeder weent wanneer ze in de voorraadkast van haar eerste dochter (ik, ik, ik) verschrikkelijke
bewijzen van ziekelijke ongeneeslijke ontspoorde hamsterzucht aantreft, niemand heeft 158 tubes
aftenzalf en 389 bokalen appelstroop nodig (Fientje toch!)
Mijn moeder schreit wanneer ze te horen krijgt dat haar tweede dochter haar borsten wil laten
vergroten (Zoë, de mooiste eerlijkste grappigste meest ontwapenende van de drie krengen maar ze
weet het niet)
Mijn moeder huilt wanneer haar derde dochter naar Ieper trekt om een Azteekse munt op te graven,
schoon te schrobben, te wegen en te inventariseren (weet je zeker dat het Ieper was? Is Oaxaca niet
beter?), ze is trots op de vlijtige ernstige gedisciplineerde Anna Livia Plurabella (zie Finnegans Wake)
Mijn moeder heeft drie dochters, maar net als iedereen had ze een zoon gewenst
Een zoon met gouden krullen, een tamme woelrat en een oogverblindende surfplank
Een zoon zonder neurosen, een zoon die speelt met een zeven jaar jonger buurmeisje
En plots ligt er een lijkje met een opengespleten schedel te lekken onder zijn bed.

Ik vraag aan de klompenmaker: ‘Vind je het erg dat alles vluchtig is geworden en dat je ambacht
vandaag folklore is?’
‘Nee. En jij?’
‘Ik wat?’
‘Vind jij het erg dat alles vluchtig is geworden en dat de dichtkunst vandaag beschouwd wordt als een
bespottelijk kneusje?’
‘Is dat zo?’
‘Ja.’
‘Dat vind ik afschuwelijk en ik zal er mij niet bij neerleggen…’
‘Je moet meegaan met je tijd.’
‘Nee! Ik ben een moralist en een reactionair en ik zal altijd smerige blasfemische oubollige
anachronistische nutteloze kwetsbare religieuze schandalige onaangename wispelturige gedichten
blijven schrijven!’

Nu schop ik de kloeke kloppende klompenmaker uit de infantiele tedere teletijdmachine
En ik roep: ‘Barabas! Barabas de slechte moordenaar heeft de teletijdmachine uitgevonden! Slecht
betekent dat je geen wroeging hebt. Men moet altijd wroeging hebben. En buitenproportionele
schuldgevoelens. De paljas die beweerde dat God dood was heeft niet lang genoeg gezocht.’
Maar niemand hoort mij
Niemand luistert
Want ik ben een dichter
En ik ben ontzettend irrelevant.
Hoera!
Wat een verlossing!!
Laat mij met rust.

Delphine Lecompte