Historiek en conservatie-restauratie van de kaart
De kaart van Marcus Gerards uit 1562 is een unieke momentopname van een woelige periode. Ze toont Brugge vlak voor de godsdienstoorlogen die voor heel wat veranderingen in het stedelijke landschap zorgden. Gerards’ kaart is daarvan de enige bewaarde visuele getuige. Bij belangrijke gebouwen, zoals het belfort, ging hij erg gedetailleerd te werk. Maar, los van de graad van detaillering vertelt de kaart ook een complex verhaal.
Propagandamiddel voor Brugge, handelsstad
Toen het stadsbestuur van Brugge Marcus Gerards in 1561 vroeg om deze kaart te maken, eisten ze dat hij de stad dichter bij de zee tekende en de waterwegen er breder liet uitzien dan ze in werkelijkheid waren (1). ‘Ten fine dat men mercken mach de goede navigatie.’ (2) Dit was belangrijk voor de Stad Brugge. In de 16e eeuw ging de handelspositie van de stad immers sterk achteruit. Handelaars gaven steeds meer de voorkeur aan Antwerpen. De verzanding van het Zwin speelde daarin een rol, naast een reeks politieke en economische factoren (3). Brugge staarde zich blind op die fameuze verbinding met de zee en stelde alles in het werk om buitenlandse handelaars ervan te overtuigen dat het in Brugge voorspoedig handel drijven was. Een nieuw kanaal, de Verse Vaart, werd gegraven en de kaart van Gerards moest dat feit propageren.
Een veel te korte verbinding met de zee
Gerards nam zijn opdracht ter harte. Het grootste deel van de kaart is ingenomen door de stad zelf. Links is de veel te korte verbinding met de zee te zien, zoals hem was opgedragen. Hij tekende de hele regio van de Zwinmonding proportioneel te klein. De grootte van de steden Damme en Sluis is bijna lachwekkend ten opzichte van Brugge. Andere kleine kunstgrepen hielpen hem om Brugge als een bijzonder toegankelijke en vredevolle havenstad af te beelden, net zoals het stadsbestuur dat wilde zien. Zo gaf hij de vesten een nagenoeg perfecte cirkelvorm die niet strookt met ‘het ei van Brugge’, maar het maakt het beeld wel netjes en evenwichtig. En, hoewel een beetje bedrijvigheid in het handelscentrum goede reclame was geweest, is de stad volledig ontdaan van mens en dier.
De combinatie van timing, detaillering, correcte weergave van het stratenpatroon,… maken van dit stuk niettemin een ontzettend interessante historische bron. Bovendien was hij verrassend eerlijk wat betreft het korter maken van de zeeverbinding. Hij tekende netjes een stippellijn waar de schaal wijzigde, voorzien van een cartouche met een kleine duiding.
Marcus Gerards maakte een kaart een kunstenaar waardig, voerde netjes de opdracht uit met behoud van zijn integriteit als kaartenmaker en liet bovendien zien dat hij gevoel voor humor had door een plassend vrouwtje op zijn kaart te tekenen. Kortom, de kaart is een beeld dat meer dan duizend woorden zegt.
Plan in slechte staat
In het contract tussen het stadsbestuur en Marcus Gerards is sprake van 40 exemplaren, waarvan 6 ingekleurde (4). Eén van deze authentieke ingekleurde exemplaren behoort tot de collectie van Musea Brugge (0000.GRO1283.I). Het was lange tijd niet te zien, omwille van de slechte staat. Midden jaren ’60 werd de linnen drager afgenomen en werd de kaart verlijmd op een stugge plaat van geperste houtvezels (masonite). Toen een gangbare praktijk, maar met nefaste gevolgen de decennia daarna. Het plan vertoonde al vóór die behandeling ernstige vochtschade, vervilting, verzwakking en inktvraat. Naast de natuurlijke veroudering, lacunes en sleet die kunnen verwacht worden van een papieren ‘gebruiksobject’ van dergelijke afmetingen, zorgde die harde verlijming in combinatie met klimaatschommelingen voor een versnelde verzuring van het papier. De verlijmingen verdonkerden en er ontstonden nieuwe spanningen in het oppervlak, met scheuren tot gevolg. Ook de inlijsting liet te wensen over. De lijst, die vermoedelijk tijdens dezelfde behandeling was aangepast, was voorzien van een erg zware beglazing zonder afdoende afstand ten opzichte van het plan. Delen van de papieren boord staken aan de achterzijde van de lijst uit. Bij elke manipulatie dreigden stukjes papier af te breken.
Restauratie van het plan
In 2015 werd het stuk opgenomen op de Vlaamse Topstukkenlijst, wat op financieel vlak nieuwe perspectieven opende voor de conservatie van het stuk. Daarnaast groeide hernieuwde aandacht voor de kaart, enerzijds door het project MAGIS Brugge, anderzijds door de wens om de kaart als een sleutelstuk op te nemen in de najaarstentoonstelling van 2017 in het Groeningemuseum, ‘Pieter Pourbus en de vergeten meesters’.
In het voorjaar van 2015 besliste de directie om in te zetten op de restauratie van het stadsplan. Restaurator Ann Peckstadt werd aangetrokken om het vooronderzoek uit te voeren en een restauratievoorstel te formuleren. Ze stelde een gedetailleerd schadebeeld op per verlijmd vel papier en voerde al enkele testen uit met het oog op het losmaken van de kaart, de kleurgevoeligheid en het aanbrengen en verwijderen van een ‘facing’ met Japans papier. Daar was ontlijsting voor nodig en werd al een eerste noodfixatie uitgevoerd op de uitstekende randen van de papieren boord om verdere schade te voorkomen. Ze stelde ook oude retouches en vele overschilderingen vast.
Het uiteindelijke restauratievoorstel omvatte voor het papier een droogreiniging, een tijdelijke fixatie van scheuren en lacunes, het verwijderen van de onderste afboording, het aanbrengen van een ‘facing’ op de rectozijde, het verwijderen van de hardboardplaat, het droogreinigen en verwijderen van oude lijmsporen op de versozijde, de gecontroleerde relaxatie van de kaart, het fixeren van scheuren en lacunes op de versozijde en het aanbrengen van lichte minimale retouches. Aansluitend zou de kaart gehermonteerd worden op een nieuwe drager.
De totaalkost voor de restauratie, inclusief verzekering, verpakking, transport, de behandeling en een eventuele nieuwe omlijsting werd geraamd op € 72.914,60. De Topstukkenraad ging akkoord met het ingediende dossier en het Agentschap Kunsten en Erfgoed kende een subsidiebedrag goed van 80% van de totaalkost. De overige 20% werd door Stad Brugge gefinancierd.
In het restauratieatelier
In oktober 2016 verhuisde het plan naar het restauratieatelier, waar het gedurende een jaar intensief behandeld werd. Een opvallende ontdekking tijdens de restauratie was een eerdere herstelling/versteviging aan de versozijde met administratief drukwerk uit het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw. Na het afhalen van de ‘facing’ konden de scheuren gefixeerd worden en de lacunes ingevuld met getint Japans papier. Waar nodig, werden de visueel erg storende zones bijgetint. Voor de hermontage werd gekozen voor een combinatie van zuurvrij karton met en zonder honingraatstructuur. De bestaande lijst was niet geschikt voor een optimale museale bewaring van de kaart. Er werd beslist de lijst te vervangen door een nieuwe in gebeitste beuk, voorzien van een uv-werende acrylplaat ter bescherming. Het technisch atelier van Musea Brugge stond in voor de productie van de lijst.
De conservatie-restauratie bleek erg tijdsintensief. Hoewel de kaart door de reiniging duidelijker leesbaar is, zijn de meeste ingrepen op het eerste gezicht nauwelijks waarneembaar. Zoals bij elk conserveringsproject was het de bedoeling om de levensduur van het object significant te verlengen voor toekomstige generaties en de verdere kans op schade te minimaliseren. Dit alles gebeurde met de grootste aandacht voor de authenticiteit van het plan, waartoe ook de oude restauraties behoren. De weinige toevoegingen kunnen, als nodig gemakkelijk worden verwijderd.
Voetnoten
(1) G. Cappelle, Diachrone studie van de reisgids: beeldvorming van Brugge, Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 2001, p. 10. (promotor D. De Meyer).
(2) A. Schouteet, De zestiende-eeuwsche schilder en graveur Marcus Gerards, Brugge, Gidsenbond, 1941, p. 33.
(3) M.K.E. Gottschalk, “Het verval van Brugge als wereldmarkt,” in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 66 (1953), p. 2.
(4) H. De Witte, S. Vandenberghe en W.P. Dezutter, Vensters op Brugge. Vijf eeuwen leef- en wooncultuur (1400-1900), Oostkamp, Stichting Kunstboek, 2000, p. 12.