Sluiten

Pieter Ledoulx, Jan Karel Verbrugge en het Oosters Album

1973 GRO0048 II

Sandra Janssens

Duizendpoot Ledoulx

Pieter Ledoulx (1730 – 1807) genoot zijn opleiding tot schilder-tekenaar aan de Koninklijke Academie in Brugge onder twee belangrijke schilders van het midden van de 18de eeuw, Matthias de Visch (1702-1765) en Jan Anton Garemijn (1712-1799). Beide kunstenaars waren achtereenvolgens ook directeur van deze instelling. Ledoulx toonde zich een veelzijdig man; hij genoot in zijn tijd al een schitterende reputatie als kunstenaar én als schrijver. Hij schilderde en tekende zowel monumentale stadsgezichten van Brugge als kleine voorstellingen van naturalia en decoratieve salonbekledingen. Een mooi voorbeeld van het eerste is het schilderij De Spiegelrij in Brugge van 1747. Het biedt een zicht vanop de Koningsbrug over de Spiegelrei met op de achtergrond de Poortersloge. Door de weerspiegeling van de gebouwen in de gladde waterspiegel en het ontbreken van elke menselijke activiteit roept dit stadsgezicht een verstilde sfeer op. Hetzelfde geldt voor het eveneens monumentale schilderij De Burg in Brugge van 1751. Het ontbreken van menselijke activiteit is opmerkelijk in deze schilderijen en vormt een sterk contrast met de stadsgezichten van zijn tijdgenoot Johannes Beerblock (1739-1806) en van Jan Baptist van Meunincxhove (1620/1625-1703). De pleinen en straten op hun schilderijen worden immers bevolkt door mensen tijdens hun dagelijkse activiteiten in de stad.

In het Brugse Prentenkabinet

Op 15 augustus 1800 wordt door een onbekende een album van Ledoulx met aquarellen van insecten, vlinders en kevers geschonken aan mevrouw van Huerne, geboren De Schietere. Dit album, nu in het Prentenkabinet van Musea Brugge, bevat 41 tekeningen van Ledoulx en als laatste folio een gesigneerde tekening met vlinders van Jan Karel Verbrugge. De tekeningen zijn met grote zorg en aandacht voor detail vervaardigd, een oeuvre waaraan Ledoulx naar eigen zeggen tien jaar werkte. Dit benadrukte hijzelf op het titelblad: ‘Collection de Papillon, Insectes, Scarabées, & très soigneusement peinte en migniature d’après nature (ouvrage de 10 ans)…’. Op het volgende titelblad specificeerde de kunstenaar dat de aquarellen gemaakt zijn in de jaren van 1755 tot 1765. Eveneens belangrijk is de vermelding door Ledoulx op dit titelblad dat hij de beestjes naar het leven heeft afgebeeld: ‘ad Vivum Depicta’. De afbeeldingen getuigen hiervan en illustreren de wetenschappelijke houding van de kunstenaar. Van een heel andere aard maar met eenzelfde zin voor documentaire en wetenschappelijke nauwkeurigheid zijn de grotendeels met waterverf ingekleurde tekeningen in een album met curiosa uit de natuur. Het album bestaat uit 42 bladen van Ledoulx en 34 van Jan Karel Verbrugge. Het omvat gewone dieren, vissen, schelpen en insecten, evenals skeletten of delen ervan zoals een kaakbeen van een kleine krokodil. Maar ook mensen en dieren met afwijkingen zijn voorgesteld zoals een kalf met twee hoofden, een hond zonder voorpoten, een dwerg en een doodgeboren misvormd kind. Telkens worden de tekeningen nauwkeurig geduid door opschriften. De aquarellen en tekeningen zijn door de twee kunstenaars gemaakt binnen een periode van ongeveer 30 jaar. Dit blijkt uit de verschillende jaartallen op de gedateerde bladen; deze gaan van 1799 tot 1828. In het Brugse Prentenkabinet bevinden zich naast deze naturalia ook tekeningen van devotievoorwerpen van de hand van Ledoulx zoals bijvoorbeeld kruisbeelden uit particuliere verzamelingen. Vaak bevatten ze een zeer uitgebreide beschrijving van het object, de gebruikte materialen en technieken, en de herkomst van het object.

Chinoiserieën

Naast zijn schilderijen, tekeningen en aquarellen verwierf Ledoulx bekendheid door zijn talent en activiteit als schilder van salonbekledingen en behang. Volgens de smaak van die tijd stellen deze salonversieringen vooral landschappen en taferelen voor met een sterke beïnvloeding vanuit de chinoiserieën. Een voorbeeld van een volledig interieur van de hand van Ledoulx dat vermoedelijk oorspronkelijk een Brugse woonkamer sierde en teruggevonden werd in een kasteel in Sint-Michiels, wordt momenteel bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. Deze op Chinese voorbeelden geïnspireerde decoraties werden met veel lof onthaald en bezorgden Ledoulx zelfs de bijnaam ‘schilder der chineezen’.

Brugse kunstgeschiedenis

Ledoulx’s activiteiten beperkten zich niet tot het artistieke gebied. Hij besteedde eveneens veel aandacht en tijd aan het opstellen van een aantal handschriften. De nog bewaarde manuscripten zijn vaak geïllustreerd en handelen over de geschiedenis van Brugge van 1786 tot 1790; het leven van de heilige Godelieve; de wetten van de stad Brugge door de eeuwen heen; het Heilig Bloedreliek; het Brugse stadhuis; de levens van beroemde Brugse mannen die roem verwierven door geleerdheid, geschriften en wetenschappen; de levens van de graven van Vlaanderen; de geschiedenis van de Koninklijke Academie in Brugge; de stad Damme; de beschrijving van de verschillende gilden en hun tradities; Brugse grafopschriften en de blazoenen van de Brugse adel… Tot op heden dankt Ledoulx zijn grootste bekendheid echter aan het manuscript ‘Levens der konst-schilders, konstenaers en konstenaeressen, soo in ’t schilderen, beeld-houwen als ander konsten …’, dat onmiskenbaar een fundamentele bron is voor de Brugse kunstgeschiedenis. Opmerkelijk is de titel die Ledoulx zichzelf geeft op het titelblad van het album met insecten dat op 15 augustus 1800 aan mevrouw van Huerne geschonken werd: ‘Mr P. Ledoulx, peintre artiste historiog. Et grand Généalogist de Bruges…’. Dit vormt inderdaad een perfecte samenvatting van wie Ledoulx was.

Realistisch en documentair: het oeuvre van Verbrugge

Jan Karel Verbrugge (1756 – 1831) was eveneens leerling aan de Brugse academie onder Jan Anton Garemijn. In 1780 tekende Verbrugge vele gezichten van Brugse stadspoorten zoals de Ezelpoort, Kruispoort, Gentpoort, Smedenpoort, Sint-Niklaaspoort, Sint-Katelijnepoort en Speipoort. Ook de ruïnes van monumenten die op het einde van de 18de eeuw afgebroken werden – zoals de Boeveriepoort (afgebroken 1806) en de in puin gevallen Minderbroederkerk, het Steen en de Vlamingdam -maken deel uit van zijn oeuvre in het Brugse Prentenkabinet. Bij al deze tekeningen noteerde de kunstenaar de naam van de monumenten en het standpunt van waaruit ze getekend zijn. Hierdoor verkrijgen deze tekeningen naast een artistieke ook een documentaire historische waarde. Verbrugge maakte daarnaast ook tientallen tekeningen en aquarellen van archeologische objecten, rariteiten, dieren en Oosterse motieven. Deze documentaire tekeningen werden grotendeels vervaardigd in opdracht van Jozef van Huerne de Schievelde. De schilderijen van Jan Karel Verbrugge in de collectie van het Groeningemuseum stellen stalscènes en keukentaferelen voor. Het zijn duidelijk geconstrueerde composities, die getuigen van het talent van Verbrugge om voorwerpen op zeer realistische wijze weer te geven. Naast zijn artistieke activiteit stelde Verbrugge ook een kroniek samen met eigentijds feitenmateriaal over de stad Brugge. Die omvat zowel historische als kunsthistorische gegevens onder de titel ‘Gedenkweerdige aenteeckeningen’ en behandelt de periode van 1765 tot 1825.

Oosters Album

Het ‘album met Oosterse motieven’ bestaat uit 55 folio’s. De meeste aquarellen zijn het werk van Jan Karel Verbrugge, gevolgd door Pieter Ledoulx. Eén is van de hand van Antoon Ignatius Steyaert. Steyaert (1761-1841) vestigde zich vanaf 1796 in Gent, waar hij tekenleraar werd aan de Academie en in 1809 tot directeur van die instelling benoemd werd. Het was ook in Gent dat hij de met waterverf ingekleurde tekening maakte van een Indisch godenbeeldje uit de particuliere verzameling van een zekere De Bay, dat toegevoegd werd aan het album. Zoals bij de andere tekeningen en aquarellen van Ledoulx vindt men ook hier opschriften die de oorsprong van het taferelen duidelijk maken. Zo zijn verschillende tekeningen ‘Imitations Exactes de Papiers Chinois Venus d’Ostende’, die grotendeels getekend zijn in 1749. Dankzij de opschriften van Steyaert en Ledoulx kunnen de voorbeelden of inspiratiebronnen voor hun tekeningen geduid worden. Dit is in tegenstelling tot de bladen van Verbrugge. Deze stellen grotendeels figuren en cultusvoorwerpen voor, en bieden zo een rijkelijk en kleurig beeld van de Oosterse klederdracht. Verbrugge signeerde vele van zijn bladen, maar opschriften ontbreken zodat de duiding van de bronnen waarnaar hij de ingekleurde tekeningen vervaardigde niet vanzelfsprekend is.