Fermer

‘Een Verwonderens Waerdig Exempel der Natuur’

Veel kunstenaars zijn rechtshandig, sommige zijn linkshandig of bij uitzondering tweehandig, maar Joannes Jacobus Evert tekende zonder handen.

0019 GRO0097 II bijgesneden

De kunstenaar had noch handen noch voeten en tekende met een pen die hij zelf sneed met zijn mond: ‘den 7 te Maert, int Jaar 1735 Zonder Handen, en Zonder Voeten heeft laaten ter Waereld Geboren worden; Zoo hebbe ik dit stuk alhier, met de korte Armen, welke maar tot aan die Elleboogen zijn, vervêrtigd, met de Pen, die welke ik ook Zelven met mijn Mond gesneeden hebbe: Zoo geschiet alhier; in de Tijt van 5 Daage, in deese Benaemde Plaats in Brusel, den 6:7.8 9 en 10 te Januari: int Jaar 1774. Joannes Jacobus Evert.’

Ondanks zijn fysische beperking heeft de kunstenaar een minutieuze pentekening nagelaten. Het vrij grote blad (455 mm x 597 mm) is volledig gevuld met een citaat uit het boek der Psalmen: ‘Die Goedertierenheit en de Waarheit Sullen Malkander Ontmoeten, de Gerechtigheit en de Vrede Sullen Malkanderen kussen’, waarbij personificaties van de gerechtigheid (met weegschaal en zwaard) en de vrede (met palmtak) zijn afgebeeld.

Evert bouwde het opschrift op uit verschillende lettertypen. De vooraf met potlood aangebrachte belijning wijst op een zorgvuldig overdachte compositie. Een decoratieve horizontale band zigzagt door de letters. Sommige letters zijn versierd met gevleugelde engelenkopjes, andere met ogen, verwijzend naar het alziend oog van God. De rijke flora en fauna en de opmerkelijke kledij en krullenkapsels van de figuren geven het geheel op het eerste gezicht een niet-westerse indruk. De uitzonderlijke tekenstijl van Evert zet ons hier wellicht op het verkeerde been.

Handschriftenspecialist Klaas van der Hoek schrijft meer over de intrigerende kunstenaar in een blog voor het Allard Pierson Museum. [1] Het museum, gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam, bewaart een gelijkaardige tekening. Hoewel de meester hier signeert met Everts maakt de overeenkomstige eigenaardige tekenstijl duidelijk dat het om dezelfde kunstenaar gaat. Bovendien pocht de maker op beide werken met een afkomst uit Königsberg in Oost-Pruisen, het huidige Kaliningrad. Archiefonderzoek toont echter aan dat hij werd gedoopt op 11 februari 1718 in Den Bosch.

Van der Hoek wijst op een inmiddels uit het zicht geraakt affiche waaruit blijkt dat Evert[s] tekende op kermissen en markten. Vermoedelijk belandde hij zo in Brussel, waar hij het Brugse blad heeft gemaakt. Het wapen onderaan de prent met twee gekroonde adelaars als schildhouders, behoort tot Karel van Lotharingen, landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden tussen 1741-1744 en 1749-1780. De regent gaf opdracht tot de bouw van het Paleis van Karel van Lotharingen op de Brusselse Hofberg (nu Kunstberg), ter vervanging van het Paleis van Nassau.

In een beschrijving van het stadhuis van 's Hertogenbosch uit 1855 wordt melding gemaakt van een derde tekening van de ‘ongelukkige kunstenaar’ die ‘armen noch beenen had’. De huidige verblijfplaats van dit werk is onbekend. Het Amsterdamse en Brugse blad zijn voorlopig de enige tekeningen van Everts die opgedoken zijn. Hopelijk komen er bij verdere inventarisering en digitalisering van prentencollecties in de toekomst meer tekeningen van deze intrigerende figuur boven water.

[1] https://www.blogs-uva-erfgoed.nl/schrijven-zonder-handen/