Opschriften
opschrift
(over de gehele voorstelling): Het kind en de wesp (-) N° 299 (-) L’enfant et la guêpe - (-) 1. - Een vlugge knaap verlustigde zich in een tuin, dan- / send en joelend te midden het groen en de bloemen. / Un garçon plein d’agilité, s’en allait sautillant au milieu / d’un jardin et folâtrait à travers les fleurs et les herbes. (-) 2. Een goud-blinkende wesp op hare vleugels zweefde gon- / zend rond hem. / Une guêpe dorée sa balançait sur ses ailes et voltigeait / autour de l’enfant. (-) 3. De schittering van het goud op de bedrieglijk insect ont- / steekt in hem de begeerte van het te bemachtigen. / La beauté de sa couleur, l’or qui brille sur ce frauduleux / insecte, fait naître chez l’enfant le désir de s’en rendre / maître. (-) 4. De daad bij de gedachte voegend, slaat hij met de holle / hand naar het diertje, doch zonder het te raken, zoodat de / wesp verder vliegt. / Aussitôt dit que fait, il s’efforce d’attraper l’insecte, mais / en vain. La guêpe s’échappe au loin. (-) 5. Snel loopt hij ze na, doch de lichte en vlugge wesp beschrijft / ontelbare kringen in de lucht, totdat ze ten laatste uitgeput / zich nedervleit in den brozen kelk eener prachtige roode roos. / Il a poursuit avidement, mais elle, légère et agile, / décrit d’innombrables cercles en l’air, jusqu’à ce que, fati- / guée, elle vient se reposer dans le calice fragile d’une / superb rose vermeille. (-) 6. Knaap, achter een boom verborgen, houdt haar gedu / rig in ’t oog. / L’enfant. Cahé derrière un arbre, ne la perd pas de vue / et la surveille de près. (-) 7. En nadert heel zacht op het punt zijner voeten. / Il approche tout doucement sur la pointe des pieds. (-) 8. Naderbij gekomen, strekt hij vlug zijn hand uit en om- / knelt roos en wesp te zamen. (-) Et lorsqu’il est tout près d’elle il avance rapidement la main / et serre à la fois et la guêpe. (-) 9. De wesp verwoed natuurlijk steekt met haar scherpen / angel, dien zij verborgen houdt, in de teere hand van den / kleinen onvoorzichtige en brengt hem een pijnlijke wond toe. / Celle-ci, irritee, sort aussitôt le dard aigu qu’elle tenait / cahcé et fait une blessure cuisante à la main tendre du jeune / imprudent. (-) 10. Eerst huilt hij van de pijn en roept om hulp, totdat hij / ten laatste ten gronde valt, de bezwijming nabij. / Hors de lui, il jette des cris de douleur en appelant au / secours, et tombe à terre presque évanoui. (-) 11. Knapen, betrouwt nooit wat ge niet kent: Onder de roos / schuilt de doorn en de wolf hangt soms een schapenvacht om. / Enfants, défiez-vous de ce que vous ne connaissez pas: / l’épine se cache sous la rose, et le loup revêt parfois la / peau de mouton. (-) Alle rechten voorbehouden. (-) Tous droit réservés.
opschrift
(centraal onderaan): NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP BREPOLS, TURNHOUT.