Deze merkwaardige allegorische voorstelling werd in de 19de eeuw beschouwd als een voorstelling van de Pacificatie van Gent, naar analogie met gravures uit 1577. Later - waarschijnlijk naar aanleiding van het Verdrag van Doornik dat de Zuidelijke Nederlanden opnieuw onder Spaans bewind bracht - werd dit pro-Oranje pamflet aan het nieuwe politiek klimaat aangepast door overschildering van het rechterschild op de triomfwagen.
Vooraan juichen vrouwelijke personificaties van de Zeventien Provinciën de triomfwagen en -stoet toe. De vertegenwoordigers van de Staten-Generaal achter de wagen lijken naar het leven geportretteerd. Hun gelaatstrekken zijn duidelijk geïndividualiseerd, maar het hoofd is net iets te groot voor hun lichaam. Een uiterst gemaniereerde Kain, personificatie van de afgunst, wordt verpletterd onder een wiel. Ook de ruw-realistisch weergegeven vrouw, Proprium Commodum, probeert de stoet tegen te houden door een stok in de wielen te steken. Op de wagen troont Pax, vergezeld van Caritas en Concordia. Op de achtergrond is een tweestrijd aan de gang met Tempus en de Schikgodinnen aan de ene kant en Ratio en Populus aan de andere. Vermoedelijk was dit schilderij bestemd voor het Brugse stadhuis, aangezien op de originele lijst het stadswapen is geschilderd.
TOPSTUK
De compositie van Pieter Claeissens II vertoont grote overeenkomsten met een prent van de Gebroeders Wierix en Willem van Haecht. Zowel Claeissens als Wierix en Haecht baseren zich waarschijnlijk op een compositie van Crispijn van den Broeck of Frans Floris, die helaas verloren is gegaan. Claeissens deed ten opzichte van zijn voorbeeld enkele aanpassingen waardoor dit een echt Brugs schilderij is geworden. Achter de triomfwagen lopen dertien mannen. Dat zijn allemaal portretten. De man in het rood kan op basis van andere portretten die van hem bewaard zijn, geïdentificeerd worden als Joris van Brakele. Hij was burgemeester van Brugge tussen 2 september 1576 en 2 september 1577 en tekende in die hoedanigheid de Unie van Brussel op 9 januari 1577. Bij die gelegenheid bestelde hij wellicht ook dit schilderij. Het werk kan daarmee heel nauwkeurig gedateerd worden en moet vervaardigd zijn tussen 9 januari en 2 september 1577.