De middeleeuwen zijn hét esthetische referentiepunt voor de aanhangers van de neogotiek. Brugse ateliers maken de meest uiteenlopende voorwerpen in neogotische stijl: prenten, glasramen, beelden, edelsmeedwerk… De katholieke kerk in bisschopsstad Brugge stimuleert die kunstnijverheid. Neogotiek is de visuele vertaling van haar maatschappijvisie: het katholieke geloof en de kerk moeten een hoofdrol spelen in de samenleving.
Rond 1850 verblijven enkele pioniers van de neogotische beweging in Brugge: James Weale, Thomas Harper King, Jean-Baptiste de Bethune ... Hun onderzoek naar de middeleeuwen levert niet alleen theoretische kennis op, maar ook stijlvoorbeelden voor de makers van neogotische voorwerpen. En er is nog een goede plek om inspiratie op te doen: het museum van het Oudheidkundig Genootschap, de voorloper van het Gruuthusemuseum. Heel wat neogotische ambachtslui en fabrikanten zijn er lid van.
Glasramen, schilderijen en beeldhouwkunst, edelsmeedwerk, textiel, drukwerk… Overal dringt in de loop van de 19de eeuw de geest van de neogotiek door in Brugge. In hun ateliers grijpen kunstenaars en ambachtslui terug naar voorbeelden uit de christelijke, gotische middeleeuwen, ook onder impuls van de katholieke Kerk. Hun katholieke opdrachtgevers vragen daar immers naar.
Bekende Brugse glazeniers, makers van glasramen, zijn vader Henri en zoon Jules Dobbelaere. Je vindt hier enkele neogotische exemplaren die hun atelier ontwierp en maakte, zoals een kleurig glasraam van koning David met zijn harp. Hun productie was enorm, zeker in de tijd van Jules: ze maakten ramen voor kerken en kapellen in België en het buitenland, tot in Amerika en het Verre Oosten toe. Neogotische kerken zijn gesamtkunstwerken: ze vormen één geheel en glasramen spelen een hoofdrol. Een concurrent van Dobbelaere was Samuel Coucke met zijn atelier, van wie hier ontwerptekeningen te zien zijn.
De basis van al dat neogotische vakmanschap wordt gelegd door kennis, veel kennis over de middeleeuwen. Onder meer de leden van de Société Archéologique de Bruges doen onderzoek in archieven, gaan op reis, leggen collecties aan en beginnen met de uitbouw van dit museum en zijn collectie. Vakman Henri Dobbelaere was stichtend lid van de vereniging. De verzamelde objecten dienen als studiemateriaal, maar ook als stijlvoorbeelden voor ambachtslui. Met hun vele duizenden producten verspreiden vaklui het beeld van een samenleving waarin het katholieke geloof en de Kerk centraal staan.
In de schouw en balken in deze zaal vinden we het wapenschild van Lodewijk van Gruuthuse, de ketting van het Gulden Vlies, en de letters L en M van Lodewijk en Margareta Ook dat is het resultaat van de neogotische restauratie door Louis Delacenserie. En ook hij liet zich inspireren door de middeleeuwen.
Grossé: als we het hebben over 19de-eeuws religieus borduurwerk in neogotische stijl, dan valt de naam van deze familie. De Gentse Grossés vestigen zich in 1814 in Brugge. Vanaf 1845 bevindt hun Manufacture de soieries et broderies Louis Grossé zich vlak bij het bisschoppelijk paleis en de kathedraal. De reputatie van het atelier groeit, ook in het buitenland.
Het atelier Grossé maakt borduurwerk voor priesterkleren en bisschoppelijke gewaden, en ook ander textiel dat tijdens kerkelijke diensten wordt gebruikt. Maar de onderneming krijgt ook bestellingen van het jonge Belgische leger.
Een bijzondere vorm van borduren was goudborduurwerk, dat een eeuwenlange traditie had. Grossé en mensen uit zijn omgeving laten zich onder meer inspireren door middeleeuwse bronnen, en vertalen die op neogotische wijze. Het werk van Grossé past dan ook volop in de neogotische beweging die de Kerk en haar liturgie ingrijpend vernieuwt, in een nieuw-middeleeuwse stijl. Zoals veel makers en ontwerpers is Louis Grossé ook een actief lid van de Société Archéologique de Bruges, die aan de wieg staat van het Gruuthusemuseum.
De firma Grossé bestaat nog altijd, net als een andere bekende Brugse firma op dit terrein: Slabbinck. Enkele fragmenten van zo’n borduurwerk kun je aftasten in het voelelement hierna,
Uren werk kropen er in het borduren van deze figuren. De moeite waard om ze geduldig te bestuderen.
Dit voelelement bestaat uit een rechthoekige plaat waarop vijf stukjes borduurwerk zijn aangebracht. In alle vijf de stukjes is gouddraad verwerkt.
We beginnen links bovenaan. Hier vind je het grootste van de vijf fragmentjes. Het bestaat uit een rood lapje stof waarop in gouddraad enkele sierlijke gotische letters zijn aangebracht. De rand van het lapje stof is ook afgezet met gouddraad. Het geheel heeft de vorm van een ovaal met spitse punten.
Een klein stukje naar rechts voel je het volgende fragmentje. Merk op dat de vorm heel anders is dan die van het vorige borduurwerkje. Dit stukje heeft meer weg van een ster. Er zijn ook twee kleuren draad in verwerkt, goudgeel en zilver. Herken je de uiterst fijne steekjes? Dit borduurwerk bestaat uit een rechtopstaand kruis met in het midden een cirkel, die iets hoger ligt dan de rest. Elk ‘been’ van het kruis loopt uit in een afgeronde punt met aan weerszijden nog twee punten. Achter het kruis merk je misschien nog een liggend kruis op in de vorm van een X. Ook hier bestaat elk ‘been’ uit drie elementen. De achtergrond wordt gevormd door een groen lapje stof.
Als je nu naar beneden en een stukje naar rechts tast, kom je bij het derde fragment uit. Merk je de stervorm op? In feite is dit bijna hetzelfde motief als daarnet, alleen is het wat kleiner. Op de achtergrond vinden we ook hier een lapje groene stof.
Het vierde element bevindt zich op dezelfde hoogte als de kleine ster die je daarnet hebt afgetast, in het midden van de voelplaat. Ook dit stelt een kruis of ster voor, alleen is het iets gedetailleerder dan de grote ster van daarnet. In het midden van de figuur voel je niet alleen een cirkel, maar ook vier bladmotieven en voor dit werk is niet alleen gouddraad, maar ook rode draad gebruikt om mee te borduren.
In de linkeronderhoek ten slotte vind je het meest gedetailleerde werkje. De borduurster heeft niet alleen verschillende kleuren draad gebruikt, maar ook met niveauverschillen gewerkt. In het midden van het werkje herken je wellicht twee cirkels. Deze zijn van zilverdraad gemaakt. Tussen die twee cirkels bevindt zich een rand van piepkleine cirkeltjes en rond de buitenste cirkel zijn gele vlammetjes aangebracht. Het werkje heeft een boord in verschillende kleuren draad en in die boord zijn ook weer bladmotiefjes aangebracht die naar het midden wijzen. Kortom: een erg complex werkje waar iemand uren zoet mee zal zijn geweest.
Kan ook drukwerk neogotisch zijn? Dat kan zeker. Véél drukwerk dat in de 19de eeuw van de Brugse persen komt, is neogotisch geïnspireerd: kleine en grote prenten, boeken, oorkondes, kalenders, diploma’s, bidprentjes voor bij begrafenissen…
De neogotische stijl is een reactie op de Franse prentjes en prenten die in België massaal werden verspreid. Men vindt die veel te romantiserend en zeemzoeterig, te oppervlakkig ook. In Duitsland daarentegen vind je wél goede voorbeelden. De impuls komt onder meer van de kerkelijke overheid. In Brugge promoot onder andere de Heilige Beeldekensgilde neogotisch drukwerk. De leden van de gilde leveren daarvoor kennis en goede voorbeelden aan.
Je vindt hier devotieprentjes die zijn gemaakt door twee belangrijke Brugse drukkers van neogotisch drukwerk: Petyt, later K. Van de Vyvere-Petyt, en de jongere katholieke concurrent Desclée De Brouwer, ook wel Société Saint Augustin genoemd. Beide profiteren ze van het succes van de neogotiek in Brugge en van de economische bloeitijd voor de stad. Tot aan de Eerste Wereldoorlog blijven ze belangrijke spelers. Prentjes en prenten zijn voor de katholieke kerk een belangrijk middel om het geloof bij alle lagen van de bevolking te verspreiden.