2 - De schoenmaker

2 - De schoenmaker

Volkskundemuseum - vaste collectie
  • In deze gereconstrueerde 19de-eeuwse schoenmakerij ziet u hoe de toenemende mechanisatie zijn intrede doet in een traditioneel arbeidsintensief ambacht.

    Een geoefend vakman heeft een volledige dag nodig om een paar schoenen te maken. Zijn leven staat in schril contrast met dat van zijn rijke klanten. De schoenmaker is een thuiswerker die, omdat hij een stukloon krijgt, maar weinig verdient.

    Schoenen worden gemaakt van fijne materialen zoals leer en zijde, waardoor alleen de betere klasse ze zich kan veroorloven. Tot de mechanisatie van het productieproces in de jaren 1920, blijven schoenen voor armere mensen een zeldzaam goed. Zij dragen klompen van bij de klompenmaker, een ambacht waar u meer over te weten komt in zaal 3. De schoenmaker snijdt het leer met een bijzonder scherp mes. Om zich te beschermen, draagt hij een schort met een leren borstlap. Terwijl hij werkt, zit hij op een pekstoel, een lage stoel op een houten platform. Zo houdt hij niet alleen zijn voeten warm, maar hangt ook het te bewerken leer niet op de grond.

    Alle messen, maar ook een hamer, elzen, een leesthaak, raspen en een wetsteen hangen of liggen in een alaam- of werkbak, naast de vakjes met de nagels. Op de grond ligt een klopsteen of klopklei. De zoolkantijzers en de polijster warmt hij in een speciaal petroleumvuurtje.

    In de vitrinekasten tonen we u een selectie schoenen van de 18de eeuw tot de jaren 1920.

  • Van alle gereedschappen die de schoenmaker bezit, is de ijzeren schoenmakersleest misschien wel het belangrijkst: hij vormt er immers de basisvorm of leest van de schoen mee. Vóór 1860 worden geen afzonderlijke linker- en rechterschoen gemaakt. Met één vorm worden twee min of meer gelijke schoenen gemaakt.

  • Naast een ijzeren leest, gebruikt de schoenmaker ook houten leesten, gemaakt in de vorm van een voet. Hij plaatst dan de bovenkant van de schoen op de leesten monteert daarna de zool erop. Vanaf de jaren 1960 vervangen leesten in kunststof de houten leesten. Die zijn goedkoper en vormvaster.

  • Vooraleer de schoenmaker het leer op de schoen aanbrengt, legt hij het leer op een klopsteen en slaat er met een grote hamer op totdat alle poriën dicht zijn. Zo wordt het leer soepeler. Aan al dat geklop komt een einde met de introductie van de walsmachine, die het leer plet en rekt. Ook andere machines doen hun intrede in het schoenmakersatelier, zoals de naaimachine en de stansmachine die scherpe, metalen mallen in de vorm van een zool of hak ineens door een hele stapel leer drukt. Thuiswerkende schoenmakers kunnen zich deze nieuwe machines niet veroorloven, waardoor zij qua productiviteit achterblijven op de grotere schoenfabrikanten.

  • Eduard Dierick (1800-1875) uit Izegem vindt een manier om schoenen waterdicht te maken door een varkensblaas met koperen nageltjes aan het leer vast te maken. Hij maakt laarzen, zoals deze in het Volkskundemuseum, voor koning Willem het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden in 1828 en voor Leopold I in 1835. Eduard Dierick verbetert en verfijnt de technieken van het schoenmaken en ligt aan de basis van de bloeiende schoenindustrie in Izegem.

Bekijk in het
Nederlands
  • Deutsch
  • English
  • Español
  • Français
1/5
  • De schoenmaker
  • Ijzeren leest
  • Houten schoenleesten
  • Klopsteen
  • Waterdichte laarzen

In detail

Volgend thema Terug naar overzicht
Sluiten

Zoek op Musea Brugge

Volg ons op

Facebook Youtube Linkedin Instagram TikTok