In veel culturen bestaat de traditie om voedsel bij speciale gelegenheden te versieren of een bijzondere vorm te geven. Een goed voorbeeld hiervan zijn de chocoladefiguurtjes, die u rond Sinterklaas en Pasen koopt. Tussen de vormen of mallen in de vitrinekast rechts ontdekt u vast ook uw favoriet.
De ‘patacons’ in de vitrine aan de linkerwand zijn doorgaans heel wat minder bekend. Het zijn aardewerken schijfjes waarmee de bakker in de kerst- en nieuwjaarsperiode de krentenbroden versiert. De traditie gaat zeker terug tot de 16de eeuw en was verspreid in een groot deel van de Nederlanden en Noord-Frankrijk. Tot de jaren 1940 kon je in West-Vlaanderen rond de feestdagen broden en gebak versierd met patacons aantreffen bij de bakker.
Aan de muur hangen koekvormen of -planken voor speculaas. Het deeg wordt in de vorm geduwd en er opnieuw uit gehaald om het te bakken. Bakkers wisselen hun koekplanken soms met elkaar. Dat verklaart de initialen die ze op de achterkant krassen als eigendomsmerk.
Het schilderij van Jan Garemijn in deze zaal heeft uiteraard ook iets met het bakkersvak te maken. Het is eigenlijk een luik om voor het raam te zetten. De afgebeelde man draagt in zijn armen een mand met oliekoeken. Leest u het vers onderaan, dan kent u meteen ook zijn naam.