Vooral in volkse buurten zijn de mensen tot de Tweede Wereldoorlog klein behuisd. Meestal zijn huiskamer en keuken ondergebracht in dezelfde ruimte.
De voorraadkast of spinde staat rechts naast de buiskachel of Leuvense stoof. De buiskachel verwarmt niet alleen de kamer: er wordt ook op gekookt en grote koperen ketels zorgen voor heet water, bijvoorbeeld om de was te doen. Zowel in de houten wasmachine als in een zinken wasteil met wasbord moet kokend water gegoten worden. Uit de pomp komt immers alleen koud water. Wie tijdens het wassen zijn handen niet wilt branden, roert met houten spatels in het kokende sop.
Na het wassen gaat het linnen door de mangel, die achter de houten wasmachine staat. Hij dient om het water eruit te halen en ook om het in bepaalde gevallen te strijken. Met de uitvinding van de centrifuge verdwijnt de mangel uit het huishouden.
De tafel staat gedekt voor het ontbijt. De koffie in de koffiepot blijft lekker warm op een bijpassend komfoortje. Verder ziet u, naast de grote melkkan, een kaasstolp in geel aardewerk en een glazen vliegenvanger.
Kinderen eten in een kinderstoel en leren lopen in een looprekje op wieltjes. Moeder houdt de allerkleinsten warm in hun wieg bij de kachel.
Huisarbeid komt vaak voor tussen 1870 en 1945, zowel voor mannen als voor vrouwen. Voor die laatsten is kantklossen een belangrijke bron van inkomsten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in deze huiskamer een kloskussen staat.