11 - Woonkamer

11 - Woonkamer

Volkskundemuseum - vaste collectie
  • Vooral in volkse buurten zijn de mensen tot de Tweede Wereldoorlog klein behuisd. Meestal zijn huiskamer en keuken ondergebracht in dezelfde ruimte.

    De voorraadkast of spinde staat rechts naast de buiskachel of Leuvense stoof. De buiskachel verwarmt niet alleen de kamer: er wordt ook op gekookt en grote koperen ketels zorgen voor heet water, bijvoorbeeld om de was te doen. Zowel in de houten wasmachine als in een zinken wasteil met wasbord moet kokend water gegoten worden. Uit de pomp komt immers alleen koud water. Wie tijdens het wassen zijn handen niet wilt branden, roert met houten spatels in het kokende sop.

    Na het wassen gaat het linnen door de mangel, die achter de houten wasmachine staat. Hij dient om het water eruit te halen en ook om het in bepaalde gevallen te strijken. Met de uitvinding van de centrifuge verdwijnt de mangel uit het huishouden.

    De tafel staat gedekt voor het ontbijt. De koffie in de koffiepot blijft lekker warm op een bijpassend komfoortje. Verder ziet u, naast de grote melkkan, een kaasstolp in geel aardewerk en een glazen vliegenvanger.

    Kinderen eten in een kinderstoel en leren lopen in een looprekje op wieltjes. Moeder houdt de allerkleinsten warm in hun wieg bij de kachel.

    Huisarbeid komt vaak voor tussen 1870 en 1945, zowel voor mannen als voor vrouwen. Voor die laatsten is kantklossen een belangrijke bron van inkomsten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in deze huiskamer een kloskussen staat.

  • Rond 1900 is het wassen een wekelijks ritueel, meestal op maandag: maandag wasdag. Eigenlijk begint het al de dag voordien met het uitsorteren en in de week zetten van het wasgoed in een teil met sodawater. Meest gebruikte wasproduct is sunlightzeep, die wordt gesneden en geraspt. Het water wordt op de Leuvense stoof opgewarmd en met pannen of ketels aangesleept. Door met een borstel over een wasbord met ribbels te schrobben worden de vuile plekken aangepakt. Daarna wordt het zeepsop er uitgespoeld. De kleren gaan vervolgens door de wringer. Door te draaien aan een hengsel worden de kleren tussen twee rubberen rollen geperst. Vervolgens hangt men de was te drogen. Strijken gebeurt met ijzeren strijkijzers die op de Leuvense stoof verwarmd moeten worden. Een hele klus!

  • Een ordinaal is een bolvormige glazen karaf die, met water gevuld, voor een brandende kaars wordt gezet en die het licht van die kaars bundelt en versterkt. Kantwerksters richten de straal op hun kantkussen, zodat zij ook na zonsondergang kunnen doorwerken. In kantwerkscholen staan soms vijf ordinalen rondom een kaars of lamp. Ze geven licht aan 20 tot 25 kantwerksters.

  • Vrouwen die thuis aan het werk zijn, gebruiken een klein voetstoofje om zich extra te verwarmen. Ze gooien brandende kolen uit de kachel in het stoofje en schuiven het onder hun rokken.

  • Pas in de jaren 1960 wordt een koelkast of diepvries betaalbaar voor iedereen. Daarvóór gebruiken de mensen een heel arsenaal aan technieken om voedsel te bewaren, zoals wecken, drogen, pekelen en konfijten. De potten confituur, geweckte groenten, gedroogde worst en gepekelde vis worden in de spinde of voorraadkast geplaatst. Het gordijntje moet vliegen buitenhouden.

  • Deze twee kandelaars zijn gemaakt in zogenaamde armenzilver, in Nederland ook gekend als boerenzilver. Voor een volks gezin is zilveren huisraad onbetaalbaar. Voor hen wordt in de 19de e 20ste eeuw armenzilver vervaardigd: glas bekleed met een laagje amalgaan (verbinding) van tin en kwik. De meest gekende voorwerpen in armenzilver zijn grote kandelaars die op de huisschouw worden geplaatst als aankleding van een kruisbeeld. Soms zijn deze kandelaars versierd met witte versiering van streepjes en bloemen. Ze worden steeds per koppel verkocht.

  • Tot de jaren 1930 zijn de meeste huizen in de volkswijken niet op het elektriciteitsnet aangesloten. Om het huis te verlichten is men aangewezen op kaarsen, petroleum- en gaslampen. De hanglamp boven de keukentafel is een petroleumlamp, de zogenaamde Lampe Belge. In de tweede helft van de negentiende eeuw komt gezuiverde petroleum in grote hoeveelheden op de markt. Petroleum geeft veel meer licht dan de plantaardige en dierlijke oliën die voordien werden gebruikt, maar is ook gevaarlijker. Wanneer het reservoir oververhit geraakt, dreigt het te ontploffen. Daarom worden lampen ontwikkeld met een veilige afstand tussen de oliehouder en de brander.

    Bij het aansteken van deze Lampe Belge kan de wiek met een wieltje op of neer worden gedraaid. Hoe hoger de wiek, hoe feller het licht. Dit moet geleidelijk gebeuren, want plotse hitte kan het lampglas doen springen. De wiek is van katoen, vandaar de uitdrukking ‘geef maar katoen’.

Bekijk in het
Nederlands
  • Deutsch
  • English
  • Español
  • Français
1/7
  • De Vlaamse woonkamer
  • Wasbord
  • Ordinaal
  • Voetstoof
  • Spinde of schapraai
  • Armenzilver
  • Lampe belge

In detail

Volgend thema Terug naar overzicht
Sluiten

Zoek op Musea Brugge

Volg ons op

Facebook Youtube Linkedin Instagram TikTok