Christoffel Columbus ontdekt niet alleen Amerika, hij leert er ook de tabaksplant kennen. Rodrigo de Jerez, een bemanningslid, is de eerste die het roken van opgerolde gedroogde kruiden uitprobeert. Terug thuis beschuldigt men hem van toverij en moet hij voor zeven jaar naar de gevangenis.
Toch wordt roken daarna al snel een gewoonte in Europa. Vooral sigaar en pijp zijn populair. De industriële revolutie zorgt voor de massaproductie van de sigaret, reclame voor de rest …
Roken is algemeen aanvaard. Iedereen rookt: leraren staan rokend voor de klas en rokende filmsterren zien er erg glamoureus uit. Gezondheidsproblemen bij rokers en een verstrengde wetgeving veranderen de publieke opinie vanaf het eind van de 20ste eeuw. Het Volkskundemuseum heeft een uitgebreide pijp- en tabakscollectie, dankzij een schenking van staatsminister Achiel Van Acker (1898-1975).
Kleipijpen dateren al uit de 17de eeuw. Het zijn eenvoudige gebruiksvoorwerpen met een korte levensduur: goedkoop en dus voor arme mensen. Pijpen met porseleinen koppen zijn in alles hun absolute tegenpool, waardoor alleen welgestelde rokers ze zich kunnen veroorloven. Hun aanzien daalt pas in de 19de eeuw, wanneer de waarde van porselein zakt en massaproductie mogelijk wordt. Porseleinen pijpenkoppen blijven wel populair als souvenir.
Meerschuimen pijpen komen op het einde van de 18de eeuw in beeld. Meerschuim is een zachte steensoort die vooral in Turkije gevonden wordt. Meerschuim is wit, maar door de tabakssappen kleurt de pijp geleidelijk bruin. Omdat het materiaal zacht en dus gemakkelijk snijdbaar is, zijn de pijpenkoppen vaak fraai versierd.
Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw gebruiken pijpenmakers ook bruyèrehout, afkomstig van een harde heidewortel uit het Middellandse Zeegebied. Het hout is nagenoeg onbrandbaar en beïnvloedt de smaak van tabak niet.
De verzameling telt ook mooie snuif- en tabaksdozen, beschermende sigaren- en pijpenhouders en sigarettenpijpjes. Snuiftabak, een mengeling van gemalen tabak.