Lange tijd werd aangenomen dat de resten van de Zalige Idesbald Van der Gracht uit de twaalfe eeuw stamden. Na grondig wetenschappelijk onderzoek in 2015 blijkt dat de botten 300 jaar jonger zijn. Het doet niets af aan de devotiegeschiedenis op zich en de toewijding van de gelovigen zal er niet minder om worden. Overal in de kerk word je herinnerd aan deze Zalige: een gotisch schrijn op maat gemaakt door Jean de Bethune, glasramen in de kerk die het wedervaren van zijn leven vertellen en een schilderij in de gotische beuk van de kerk. Idesbald Van der Gracht was abt in de Duinenabdij in Koksijde. Toen men in 1239 besloot zijn stoffelijk overschot binnen de muren van het nieuwe klooster te herbegraven en daarbij de kist opende, bleek het lichaam nog intact te zijn. In 1623, op het hoogtepunt van de religieuze spanningen tussen de calvinistische Geuzen en de katholieke Spaanse overheerser, werd de kist opnieuw opgegraven om ze naar een veiliger plaats over te brengen. Ze werd opnieuw geopend en het lichaam bleek nog altijd intact. Meteen ontstond een ware pelgrimage, nog gevoed door de mirakels die zijn resten omgaven.
Het bezoek van aartshertogin Isabella dat op de glasramen in het koor wordt uitgebeeld, verhoogde het aanzien van de relieken en de abdij. In 1627 werd de loden kist met het lichaam van Idesbald verhuisd naar de nieuwe Duinenabdij in Brugge, naast het klooster van Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie. Daar is vandaag het Groot Seminarie gevestigd. In 1831 besloot Nicolaus de Roovere, de laatste monnik van de Duinenabdij, de stoffelijke resten van Idesbald aan de zusters Augustinessen van de Potterie te schenken. De pogingen om de verering van Idesbald Van der Gracht officieel door de kerkelijke overheid te laten erkennen werden pas in 1894 gehonoreerd met de zaligverklaring door paus Leo XIII. In Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie had men die beslissing niet afgewacht en was reeds een neogotisch schrijn besteld dat in 1892 werd afgewerkt naar een ontwerp van Jean de Bethune. In 1896 werd de neogotische grafkapel gebouwd om het schrijn met het stoffelijk overschot in onder te brengen. Jaarlijks, op 18 april, de feestdag van Idesbald, werd het schrijn uit de grafkapel gehaald en midden in de kerk geplaatst. De verering van de Zalige Idesbald Van der Gracht bracht telkens veel gelovigen naar Brugge die hem kwamen aanroepen tegen reumatische aandoeningen zoals artritis.