Op deze plek zou al vóór het jaar 900 een kapel hebben gestaan. In de eeuwen daarna verrees hier dit indrukwekkende gotische bouwwerk, met de tweede hoogste bakstenen toren ter wereld. De kerk overleefde branden en werd tijdens de Franse Revolutie zelfs openbaar verkocht. Maar al die tijd bleef dit een huis van gebed, én een laatste rustplaats voor heel wat vooraanstaande Bruggelingen. Met grafschilderingen, memorietaferelen en altaarstukken, besteld bij de beste kunstenaars, wilden ze God loven en een plaatsje in het hiernamaals verwerven. Je ontdekt het allemaal wanneer je de kerk verkent. Net zoals de vele andere hoogtepunten – denk maar aan het Madonnabeeld van Michelangelo, de bidkapel van Lodewijk van Gruuthuse of de praalgraven van Maria van Bourgondië en haar vader Karel de Stoute.
We wensen je een aangenaam bezoek.
De Katholieke Kerk kent zeven sacramenten, waarbij God tot de mens komt. Een ervan is het sacrament van boete en verzoening, beter bekend als de biecht: gelovigen belijden hun zonden aan een priester, die hen in naam van God vergiffenis schenkt. Sinds het einde van de 16de eeuw gebeurde dat in een speciaal daartoe ontworpen meubel: de biechtstoel. De priester zat in het midden, achter luikjes. Links en rechts konden de gelovigen knielen om hun zonden te belijden.
Dit ensemble is een van de mooiste baroksculpturen van Brugge. Van rechts naar links zie je de Ondeugd, de heilige Hieronymus, de heilige Augustinus, het Geloof, de heilige Johannes, de heilige Catharina van Alexandrië, de heilige Anna-ten-drieën en de heilige Petrus. Op het boek dat Johannes vasthoudt, staan de namen van de beide makers.
Deze kapel is genoemd naar de familie de Baenst, eeuwenlang een vooraanstaand Brugs geslacht. Overal zie je hun embleem: een hand die een stralenkrans vasthoudt. De gestorven familieleden worden herdacht met kleurig beschilderde gedenkstenen in halfreliëf, zogeheten memorietaferelen. Daarop zie je hoe de overledenen, samen met hun patroonheilige en hun kinderen, rond de tronende Maria knielen en haar smeken bij God te pleiten voor hun zielenheil. Bij de taferelen hoort telkens ook een grafschrift, dat de nabestaanden aanspoort om hun gestorven voorouders te gedenken in hun gebeden. In de ingewerkte nis in de linkermuur bevond zich vroeger een liggend beeld van Jan de Baenst (+1518).
De kapel kreeg in de 19de eeuw een neogotische muurschildering.
Lodewijk van Gruuthuse (1422-1492), een machtig adviseur van de Bourgondische hertogen, woonde in een stadspaleis naast de kerk. Aan het einde van de 15de eeuw liet hij de beide gebouwen met elkaar verbinden door een bidkapel met twee verdiepingen. Vanuit de bovenkapel konden de Gruuthuses de mis volgen zonder hun paleis te moeten verlaten. De benedenkapel was wellicht bedoeld voor vrienden of hovelingen. Via een trap kon de priester naar de bovenkapel om de communie uit te reiken.
De bovenkapel maakt nu deel uit van het Gruuthusemuseum. Hier aan de buitenkant is ze versierd met de wapenschilden en initialen van Lodewijk en zijn vrouw Margaretha van Borssele en met zijn leuze: ‘Plus est en vous’. Let ook op de plafondschilderingen voor de kapel: drie engelen houden een medaillon vast waarin je Maria met kind herkent.
Dit drieluik werd geschilderd in opdracht van Joos de Damhouder (1507-1581), een Brugs jurist. Je ziet hem op het linkerpaneel, samen met zijn vier zonen. Achter hen staat zijn patroonheilige, de heilige Judocus. Het rechterpaneel toont zijn vrouw Louise de Chantraines en hun zes dochters samen met haar patroonheilige, de heilige Lodewijk. Enkele kinderen hebben een rood kruisje op hun voorhoofd: zij waren al gestorven toen Pourbus hen schilderde. Op het middenpaneel is de aanbidding van het kindje Jezus door de herders te zien, een typisch kersttafereel. Ook de achterkant van de zijpanelen verwijst naar de geboorte van Christus: je herkent de besnijdenis en de aanbidding der Wijzen.
Pieter Pourbus ontwierp ook de koperen grafplaat voor Joos de Damhouder, te zien in de zuidbeuk van de kerk.
Halverwege de 19de eeuw liet bisschop J.B. Malou (1809-1864) hier een sacramentskapel ontwerpen naar Engels voorbeeld. In de sacramentskapel werd het Allerheiligste bewaard: de geconsacreerde hosties. Bisschop Malou gaf de opdracht aan zijn neef, de architect Jean-Baptist de Bethune. Die tekende alles in dezelfde, neogotische stijl: van de beschildering op de muren over het tabernakel (het kastje waarin de hosties bewaard werden) tot de prachtige glasramen. Kennelijk was men tevreden, want niet veel later mocht de Bethune ook de twee kapellen ernaast van nieuwe glasramen voorzien.
Dit werk van Gerard David toont de transfiguratie op de berg Tabor, een tafereel uit de Bijbel. Wanneer Jezus samen met de apostelen Petrus, Johannes en Jacobus de berg Tabor beklimt, begint zijn gezicht te stralen als de zon en krijgen zijn kleren een helderwitte glans. Het licht is zo fel dat de apostelen er onmogelijk in kunnen kijken en ze geschrokken op de grond vallen. Naast Jezus zie je de profeten Mozes en Elia. Boven hen verschijnt God de Vader, die Jezus erkent als Zijn zoon.
De zijpanelen zijn jonger dan het middenpaneel. Pieter Pourbus schilderde ze in 1573, in opdracht van het echtpaar Anselmus de Boodt en Johanna Voet. Hij heeft ze geportretteerd met hun kinderen. Pourbus heeft zijn stijl afgestemd op die van David - zo loopt het landschap door, net als de wolken.
Pieter Lanchals was een vooraanstaand raadsheer en vertrouweling van Maximiliaan van Oostenrijk, de man van hertogin Maria van Bourgondië. In 1488 kwamen de Vlaamse steden tegen Maximiliaan in opstand. Lanchals werd gevangengenomen en onthoofd op de Brugse Markt, terwijl Maximiliaan moest toekijken. Volgens de legende zou Maximiliaan de stad achteraf op een originele manier gestraft hebben: Brugge moest voor eeuwig en altijd zwanen (‘lanchalzen’) houden op de Reie. Zijn grafmonument bevindt zicht tussen de twee vensters. In zijn wapenschild herken je een zwaan.
Rond 1270 ontstond in Brugge de gewoonte om de binnenkant van bakstenen graven te beschilderen. De taferelen tonen hoe de middeleeuwers dachten over het hiernamaals. Aan het voeteneinde is gewoonlijk Maria met Kind te zien: zij spreekt ten beste voor de gestorvene bij God. Aan het hoofdeinde herken je de gekruisigde Christus, die de mensheid door zijn dood verlossing bracht. Op de zijwanden begeleiden met wierook zwaaiende engelen de ziel van de overledene naar de hemel.
In de middeleeuwen werden doden vaak nog dezelfde dag begraven. De grafschilder moest dus snel werken. Gehurkt in het graf schilderde hij uit de losse pols op de natte, vlug drogende kalk. De tekeningen zijn dan ook vrij rudimentair.
In de 15de eeuw werden graven niet langer beschilderd, maar versierd met tekeningen op papier. Ook daarvan zie je hier voorbeelden.
Volgens de katholieke traditie beleefde Maria, de moeder van Jezus, zeven momenten van innig verdriet: de zogeheten Zeven Smarten. In dit werk zijn ze allemaal afgebeeld, geschikt rond een portret van de lijdende Maria. Ze zit in een nis die versierd is met zuilen, acanthusbladeren en voluten – motieven uit de klassieke oudheid, die in de opkomende renaissance steeds vaker gebruikt werden. In de taferelen zelf herken je nog de invloed van Vlaamse Primitieven als Memling en David.
Dit werk maakt deel uit van een diptiek of tweeluik. De andere helft, met de portretten van de opdrachtgevers en hun kinderen, wordt bewaard in het Museum voor Schone Kunsten in Brussel.
Het Laatste Avondmaal is een populair onderwerp op schilderijen in kerken: het was immers de grondslag van de eucharistie. Op Witte Donderdag zit Christus tussen zijn leerlingen aan tafel en zegent Hij het brood en de wijn. Vóór de maaltijd heeft Hij de voeten van zijn leerlingen gewassen – daarom schildert Pourbus hen blootsvoets. De man met het rode haar, die vooraan met zijn rug naar de toeschouwer zit, is Judas. Later zal hij Jezus verraden aan de Romeinen, die Hem zullen kruisigen. Judas houdt zijn hand op de geldbeugel die hij in ruil ontving.
Na de dood van Pourbus werd dit werk ingrijpend gerestaureerd door zijn leerling Antoon Claeissens. Vooral de gezichten van de apostelen hebben daaronder geleden.
In de Brugse Sint-Salvatorskathedraal hangt nog een tweede Laatste Avondmaal van Pourbus.
Karel de Stoute, hertog van Bourgondië, sneuvelde in 1477 bij Nancy. Pas in 1563 vond hij zijn laatste rustplaats: een praalgraf, hier in het hoogkoor van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Bij die gelegenheid kreeg het hoogkoor een opfrisbeurt. Er kwamen nieuwe hekken en een passiedrieluik. Dat toont centraal de kruisiging van Christus, en op de zijpanelen de geseling, de kruisweg, het neerdalen in de hel en de bewening.
Margaretha van Oostenrijk, de kleindochter van Karel de Stoute, had het drieluik oorspronkelijk besteld voor het grafmonument van haar echtgenoot, Filibert II van Savoye. Haar hofschilder, Barend van Orley, overleed echter voor hij het kon voltooien. Het schilderij werd later overgebracht naar Brugge, waar Marcus Gerards de Oudere de zijpanelen afwerkte.
Na een val met haar paard overleed Maria van Bourgondië op 27 maart 1482 in het Brugse Prinsenhof. Ze was amper 25, maar bestuurde de Nederlanden al sinds de dood van haar vader Karel de Stoute in 1477. Op haar uitdrukkelijke verzoek werd ze in de Onze-Lieve-Vrouwekerk begraven.
Haar man, Maximiliaan van Oostenrijk, bestelde in 1490 dit grafmonument. Qua concept is dat gotisch. Op de zijwanden zie je haar stamboom aan moeders- en vaderszijde. Aan het hoofd- en voeteneinde staat haar grafschrift, met de gebieden waarover zij heerste en haar wapenschild.
Het praalgraf van Karel de Stoute lijkt conceptueel heel erg op dat van zijn dochter, maar het is zeventig jaar later gemaakt en al gedeeltelijk renaissancistisch. Dat merk je onder meer aan de nimfen die het schild dragen en aan de stijl van zijn harnas.
Na een val met haar paard overleed Maria van Bourgondië op 27 maart 1482 in het Brugse Prinsenhof. Ze was amper 25, maar bestuurde de Nederlanden al sinds de dood van haar vader Karel de Stoute in 1477. Op haar uitdrukkelijke verzoek werd ze in de Onze-Lieve-Vrouwekerk begraven.
Haar man, Maximiliaan van Oostenrijk, bestelde in 1490 dit grafmonument. Qua concept is dat gotisch. Op de zijwanden zie je haar stamboom aan moeders- en vaderszijde. Aan het hoofd- en voeteneinde staat haar grafschrift, met de gebieden waarover zij heerste en haar wapenschild.
Het praalgraf van Karel de Stoute lijkt conceptueel heel erg op dat van zijn dochter, maar het is zeventig jaar later gemaakt en al gedeeltelijk renaissancistisch. Dat merk je onder meer aan de nimfen die het schild dragen en aan de stijl van zijn harnas.
Boven het barokke koorgestoelte hangen 30 wapenborden van de ridders van het Gulden Vlies. Hertog Filips de Goede van Bourgondië stichtte die prestigieuze orde in 1430 ter gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal.
Van 8 tot 10 mei 1468 hield de orde hier haar elfde kapittel of ledenvergadering. Karel de Stoute zat de zitting voor. Lid was je voor het leven, tenzij je de regels overtrad en uit de orde werd gezet. Dat overkwam Jan van Bourgondië, een neef van Karel de Stoute. Zijn schild werd zwart geschilderd en weer opgehangen met de reden van zijn uitsluiting erop: ketterij en geloofsdwaling. Ook Lodewijk van Gruuthuse, die in het paleis vlak naast de kerk woonde, nam deel aan deze zitting. Je vindt zijn schild aan de rechterkant.
De Utrechtse schilder Hendrik Ter Brugghen maakte kennis met de stijl van Caravaggio op een studiereis door Italië. Aan deze ‘Emmaüsgangers’ merk je aat hij erg onder de indruk was van diens realisme en licht-donkereffecten. Het schilderij vertelt het verhaal van twee leerlingen van Christus die op weg zijn naar het dorpje Emmaüs. Onderweg ontmoeten ze een man, die met hen verder reist en ’s avonds met hen eet. Pas als Hij het brood breekt, herkennen ze Hem als de verrezen Jezus. Ter Brugghen gebruikt het helderwitte tafellaken om de aandacht op dat symbolische moment te richten.
Slechts één beeld van Michelangelo verlaat Italië tijdens zijn leven: deze Madonna met kind. Jean Mouscron, lid van een rijke Brugse lakenhandelaarsfamilie, koopt het werk in 1506 van Michelangelo voor 100 dukaten. In 1514 krijgt het een plaats in een gebeeldhouwd altaar in de zuidbeuk van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Enkele leden van de familie Mouscron liggen aan de voet van het altaar begraven. In een document stipuleren ze dat het beeld nooit mag worden verplaatst, maar daar beslist de geschiedenis anders over…
Napoleon slaat de Madonna aan voor zijn Nationaal Museum in Parijs, maar in 1815, na zijn nederlaag in Waterloo, keert het beeld terug naar Brugge. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt de Madonna een tweede keer geroofd: deze keer wil Hitler haar voor zijn grote museum in Linz. De geallieerde Monuments Men redden het beeld samen met vele andere kostbare kunstwerken uit de zoutmijnen van Altaussee in Oostenrijk.
Dit schilderij beeldt de 4de-eeuwse legende van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuw af. Volgens de legende liet Maria het midden in de zomer sneeuwen op de Esquilijn, een van de zeven heuvels van Rome. Hiermee wilde ze aangeven dat er op die plek een kerk voor haar gebouwd moest worden – de Santa Maria Maggiore.
Op de voorgrond zie je de processie van de Confrérie van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Sneeuw. Die Brugse religieuze broederschap had een eigen kapel in deze kerk. Ze telde bekende en welstellende Bruggelingen onder haar leden, onder wie de schilder Hans Memling.
Matteüs is een tollenaar, een inner van taksen. Op een dag komtezus voorbij en draagt hem op: ‘Kom en volg mij.’ Jacob van Oost beeldt dat moment prachtig uit. Jezus staat wenkend aan de rand van het schilderij. Matteüs zit aan de tafel, omringd door zijn medewerkers. Hij heeft de hand op de borst en kijkt verschrikt op. De meeste personages op het schilderij hebben niets in de gaten en werken ijverig verder. De jongeman vooraan heeft het wel gehoord en lijkt ook te willen opstaan. Matteüs beslist om Jezus inderdaad te volgen en wordt één van de twaalf apostelen.
Dit werk is gebaseerd op een schilderij van Caravaggio dat Jacob van Oost in Rome gezien had.
De gilde van het Heilig Sacrament bestond uit twaalf Brugse notabelen en de deken. Op dit groepsportret lopen ze in processie met het Allerheiligste: een monstrans met een gewijde hostie erin. De samenstelling van de groep verwijst naar Jezus en zijn twaalf apostelen. Op de achterzijde van het vaandel zie je een sacramentsaltaar met een schilderij van het Laatste Avondmaal.
Dit schilderij hing in de Brugse Sint-Donaaskathedraal, die rond 1800 werd afgebroken. De dynamische compositie doet denken aan Pieter-Paul Rubens. Op de achtergrond verdringt iedereen zich om een glimp op te vangen van het pasgeboren kindje, maar rond Jezus en Zijn moeder verstilt het tafereel. De drie koningen zijn gekleed in rijke, kleurrijke gewaden en hebben geschenken meegebracht. Eén van hen knielt voor het kind en laat zich zegenen.