Een troon. Luxueuze kleren, met kant en hermelijn erin verwerkt. Een diamanten borstkruis. Achter het gordijn: een bibliotheek.
Je kijkt naar Hendrik-Jozef van Susteren, bisschop van Brugge in de eerste helft van de 18de eeuw. De rijkgeboren Van Susteren toont zich aan ons als een intellectueel en als een echte kerkvorst.
Na de godsdienstoorlogen tussen katholieken en protestanten is de katholieke kerk strijdvaardig. Ze draagt haar geloof trots uit, zoals de bisschop laat zien. Dat doet ze met indrukwekkende gebouwen en jubelende barokkunst. En met statige portretten. Maar ook door mensen in armoede te helpen. Ook dat doet Van Susteren.
De nieuwe kunst en architectuur zijn nodig. Want eind 16de eeuw hebben vandalen veel kunstvoorwerpen en kerkschatten vernield of geroofd. De calvinisten verdreven geestelijken uit hun Brugse kloosters, en veel van die kloosters kregen een andere functie. Het waren troebele tijden voor de kerk.
Vanaf eind 16de eeuw keren priesters en kloosterlingen terug naar Brugge. Ze richten hun kloosters en kerken weer in. In barokstijl. Alles wordt nieuw: schilderijen, glasramen, zilver- en goudwerk, meubels, houtsnijwerk… Je ziet in deze zaal prachtige voorbeelden. Welgestelde mensen, zoals Van Susteren, treden op als sponsors en mecenassen. Ambachtslui en kunstenaars uit Brugge en van elders krijgen van de kerk veel opdrachten.
Binnen de veilige stadsmuren vestigen zich ook nieuwe kloosterordes, die van het platteland komen. Kerken en meer dan dertig kloosters palmen in de Brugse binnenstad tot bijna een kwart van de oppervlakte in. Ook de heren van de befaamde Duinenabdij van Koksijde verhuizen naar Brugge. Hun imposante barokabdij verrijst aan de Potterierei. Nu is dat het Grootseminarie.