Vanuit Brugge werd al sinds de 11de eeuw laken uitgevoerd, maar altijd over land. In 1277 komen Genuese kooplui voor het eerst met het schip. Algauw gaat een groot deel van de handel over het water. Brugge wordt zo een trefpunt voor kooplui, bankiers en investeerders uit heel Europa.
Die verhandelen vooral luxegoederen — van amber tot ivoor, van verluchte getijdenboekjes tot koperen grafplaten. De stad haalt alles uit de kast om het de kooplieden naar de zin te maken: een overdekte loskade, een ruime lakenhal, subsidies voor de bouw van prestigieuze natiehuizen.
De buitenlandse gasten vinden onderdak in de vele herbergen. Ze doen er ook zaken en slaan er hun koopwaar op. De herbergiers treden op als tussenpersonen. De familie Van der Beurse doet dat met zoveel succes dat ze haar naam geeft aan een nieuw verschijnsel: de beurs.
Je ziet het meteen: het gaat hier over geld en over handeldrijven. Een spil in het Brugse handelsgebeuren waren de vele… herbergen en hotels. Zij zorgden voor de infrastructuur om handel te kunnen drijven. Herbergiers en hoteliers waren tussenpersonen die niet alleen mensen herbergden, maar ook goederen opsloegen, handelslui met elkaar in contact brachten, hielpen bij transacties… Een van de Brugse hoteliersfamilies heette Van der Beurze. Het woord ‘beurs’ is afgeleid van hun naam.
Het geld rolde in Brugge letterlijk: je ziet hier een doosje met een weegschaaltje en gewichtjes. Die dienden om munten mee te wegen en zo hun waarde en echtheid te bewijzen. Of ze te ontmaskeren als te licht of vals.
Door die intense geldhandel kwamen er ook nieuwe instellingen, beroepen, producten én… paperassen: bewijsstukken, boekhouding... Zo is er de kwitantie, waarvan hier een voorbeeld ligt, een kwijtschelding van schuld.
Infrastructuur, goederen, geld, ondernemende mensen uit diverse windstreken: het was er allemaal in het Brugge van de 15de eeuw. Onder meer Italiaanse kooplui speelden een hoofdrol in de ontwikkeling van de geldhandel. Daarnaast waren er veel Spanjaarden, Portugezen, Engelsen en handelaars uit Noord- en Oost-Europese steden waarmee Brugge nauw samenwerkte, de zogenaamde hanzesteden. Die intense activiteit zorgde voor een ongeziene bloei van de stad.
Brugge was een knooppunt in de internationale handel en was daarom een aantrekkelijke stad voor de Bourgondische hertogen. Belangrijk in die handel waren onder meer tal van luxeproducten. Op het scherm in deze zaal krijg je een idee van de handelsroutes en zie je welke diverse producten van overal naar Brugge kwamen en ook doorgevoerd werden.
Je kijkt naar enkele voorwerpen in amber of barnsteen. Dat is een fossiel hars dat miljoenen jaren geleden uit naaldbomen vloeide en versteende. Dat leverde een zacht gesteente op, warmgeel tot donkerrood van kleur. Je vindt het vooral in het Oostzeegebied. Al in de oudheid maakte men er luxeobjecten mee.
In de middeleeuwen krijgt Brugge het internationale privilege om amber te mogen bewerken, samen met de Duitse stad Lübeck. Ambachtslui maken er onder meer kralen voor rozenkransen mee, zoals je er hier ziet. Met de restjes maken ze ook vernis. Vooral in de 14de eeuw bloeit de Brugse amberbewerking. Daarna gaat de prijs van amber de hoogte in en in 1420 wordt de export naar Brugge stopgezet.
Ook van andere luxeproducten ontdek je hier voorbeelden, zoals een koperen grafplaat, een deel van een tweeluikje in ivoor, luxehandschriften, Spaanse luxeaardewerk… En zie je de balksleutel? Die versierde het Sint-Jansweeghuis, waar laken werd gewogen en beoordeeld op kwaliteit. Het was in de jaren 1200 de handel in wol en laken die Brugge groot heeft gemaakt. Toen is de basis gelegd voor de latere bloeitijd.
De scène met Kaïn en Abel zinspeelt op zijn naam, net als de varkentjes.
Hier lieten de Engelsen en de Schotten hun goederen wegen.
De bloeiende internationale handelsstad Brugge trekt volop mensen uit andere landen aan, die er zich ook vestigen: ambachtslui, kunstenaars en veel handelaars met hun familie.
Je kijkt naar de Spanjaard Jan Lopez Gallo en zijn drie zonen. Alle vier zijn ze aan het bidden. Op de bidstoel prijkt het wapenschild van de familie. Handelaars als Lopez Gallo blijven langdurig of zelfs permanent in Brugge. Ze integreren zich in de lokale elite en pakken ook graag uit met hun identiteit en afkomst. Bijvoorbeeld op portretten, in dit geval door de Brugse topschilder Pieter Pourbus. Of door in Brugge prestigieuze wandtapijten te laten maken met het wapenschild van hun familie. Hier hangt zo’n wandtapijt. De welgestelde inwijkelingen zijn dus ook afnemers en opdrachtgevers van veel Brugse luxeproducten. Dat waren voor hen statussymbolen.
Zij lieten ook papieren getuigen na. Ook dat laten we hier zien. Ongemeen belangrijk waren de zogeheten ‘naties’. Dat was een soort staat, zeg maar, natie, in de stad. In zo’n natie verenigden handelaars en kooplui uit één streek of land zich. Ze hadden een eigen natiehuis en je hoort hun aanwezigheid nog altijd in Brugse plaatsnamen: de Spaanse Loskaai, de Engelse Straat, het Biskajersplein… Een natie kreeg van de stad voorrechten, privileges. De papieren die je hier ziet getuigen daarvan. Brugge hield de machtige naties graag te vriend… Want ze zorgden voor economische bedrijvigheid en rijkdom.
“1394, 15 augustus
Dino Rapondi, raadsheer van de hertog van Bourgondië, bevestigt ontvangen te hebben van Jehan Bouds Lamsvel en Pierre Boudinjans, thesauriers van de stad Brugge, de som van 500 goudfrank, af te trekken van de door de stad aan de hertog toegekende subsidie voor de bouw van een toren naast het kasteel te Sluis.”