In de 19de eeuw wordt Brugge een stad voor cultuurtoeristen. Geschiedenis en erfgoed zijn haar grote troeven. Zij moeten Brugge een nieuwe toekomst geven.
Je ziet enkele prenten uit het 'Album pittoresque de Bruges' uit 1837 van Octave Delepierre, consul in Londen. Zijn collectie met stadsgezichten en beelden van Brugges belangrijkste monumenten promoot de stad. Het boek heeft grote invloed op de beeldvorming.
Het Brugse cultuurtoeristische verhaal begint dus bij individuen zoals Delepierre. Én bij Engelse mensen. Want begin 19de eeuw ontdekken zij Brugge. De rustige, historische, mooi bewaarde én ook goedkope stad charmeert hen. Brugge wordt populair als reisbestemming, ook door zijn gunstige ligging bij de kust, en veel Engelse gezinnen verblijven er een tijd. Er ontstaat een meer dan duizendkoppige Engelse kolonie, met eigen scholen, verenigingen en… tearooms.
Later, in de jaren 1880, stimuleren nieuwe verenigingen het Brugse toerisme: met reisgidsen, door evenementen te organiseren en door de promotie van Brugse kunstschatten in het buitenland. Uiteindelijk trekt ook het stadsbestuur volop de toeristische kaart. En intussen worden veel mensen almaar mobieler.
Samen met de haven wordt toerisme in Brugge een sociaal-economische factor van belang. En dat gaat perfect samen met de derde grote troef: Brugges middeleeuwse identiteit. Want die maakt de toeristische kracht uit. Er ontstaat een sneeuwbaleffect: veel toeristen getuigen van hun bijzondere band met het oude Brugge, in woorden en met beelden. En hun getuigenissen versterken nog eens Brugges middeleeuwse imago.