Verfijnde kant, kleurig of glinsterend borduurwerk… In de 17de en 18de eeuw gebruiken mannen en vrouwen het allemaal om hun kleren te verfraaien.
Kant duikt eerst op aan hals- en mouwboorden – letterlijk de kantjes van de kleding. De oude molensteenkragen springen het meest in het oog, maar kant vindt al gauw zijn weg naar andere kledingstukken en naar accessoires als mutsen, schorten en waaiers. In de loop van de 18de eeuw wordt de kant transparanter en de motieven sierlijker. De techniek is nu zo ver gevorderd dat er zich verschillende stijlen ontwikkelen, meestal genoemd naar de plaats van ontstaan: Mechelse kant, Alençon, Valenciennes…
Er kruipt veel werk in kant, dus je betaalt er ook veel voor. Geen wonder dus dat oude kantstroken soms verhuizen naar nieuwe kledingstukken.
Dit verfijnde marmeren borstbeeld is van barones Augusta Liedts. Zij sterft op haar 35ste en heeft dan al een uitgelezen collectie kant verzameld. Vier jaar na haar dood schenkt haar man die in 1889 aan de stad. Brugge heeft immers een rijke en levendige kanttraditie.
De collectie was te bewonderen in deze en de vorige zaal van het museum, dat in zijn beginjaren zelfs ‘Museum van de Kant’ heet! Als dank laat de stad deze witmarmeren buste van Augusta Liedts maken. De kantcollectie van het museum, goed voor zowat 1200 stuks, is intussen uitgebreid met andere schenkingen en aankopen.
Mevrouw Liedts draagt een sjaal van kant over haar schouders, en ook de halsuitsnijding van haar jurk is met kant afgezet. Zo belanden we via haar en haar collectie bij het thema van deze zaal: hoe welgestelde Bruggelingen hun kledij met kant verfraaien, en ook met borduurwerk en andere accessoires. We richten ons op de jaren 1600, 1700 en begin 1800.
Kant ontstaat als randversiering van mouwen en halsboorden. De kantjes dus, vandaar het woord. In de loop van de jaren evolueert kant tot een bont geheel met diverse soorten toepassingen, opeenvolgende modes, nieuwe technieken en lokale tradities... Je ontdekt in deze zaal hoe veelzijdig kant is en hoe vrouwen en mannen het hebben gedragen. Aan de wand brengt de portrettenverzameling een heus defilé van kantdragers en -draagsters. Brugge staat tot op vandaag wereldwijd bekend als een trots kantcentrum.
Wat is hier allemaal te zien? Mouwstroken, kragen, mutsen, sjaals, zakdoeken, mutsenbollen, waaiers, mutsenslippen,…
Op dit voelelement kun je de ingewikkelde weg volgen die klosjes afleggen om kant te maken.
De voelplaat is een liggende rechthoek die uit drie delen bestaat: het kantpatroon, het uiteindelijke kant en het kantklossen.
We beginnen bij het patroon links bovenaan op de plaat. Een kantpatroon is een stukje karton waar allemaal gaatjes in geprikt zijn. Als je het omdraait voel je dus allemaal bobbeltjes. Het lijkt een beetje op braille. Voor deze voelplaat hebben we ervoor gekozen om in plaats van de gaatjes aan de voorkant van het patroon, de bobbeltjes aan de achterkant te laten voelen. Het kantpatroon wordt dus weergegeven door een opeenvolging van stipjes. Bovenaan staan de stipjes dicht bij elkaar en vormen ze een lijn die op en neer gaat, als de tanden van een zaag. Hoe verder je naar beneden gaat, hoe groter de afstand tussen de stipjes. Misschien merk je op dat er ongeveer in het midden van het patroon twee stukken zijn zonder stipjes. Ze hebben de vorm van een vierkant dat op een hoek staat. Vlak onder die vierkanten, naar de onderkant van het patroon toe, kun je gebogen lijnen herkennen die regelmatig terugkomen.
Als je vanaf het kantpatroon je handen wat verder omlaag brengt, kun je het eindresultaat voelen, namelijk het kantwerk. Het uiteindelijke kant heeft een fijn motief. Helemaal van boven voel je verschillende horizontale lijnen met daartussen een lijn die op en neer gaat, als de tanden van een zaag, net zoals in het patroon dat je daarnet hebt afgetast. En herinner je je de twee vierkante stukken zonder stipjes nog? Ongeveer in het midden van het patroon voel je diezelfde twee vierkantjes die ‘op hun kop staan’, alleen zijn ze nu gevuld met fijn kant. Naar de onderkant van het werkje toe herken je wellicht de gebogen lijnen die regelmatig terugkomen.
Zowel het patroon als het kant worden weergegeven in wit op de donkere achtergrond van de voelplaat.
Aan de rechterkant van de voelplaat maak je kennis met het derde en laatste deel, namelijk het kantklossen. Rechts bovenaan op de plaat voel je stippen die met elkaar verbonden zijn door vrij dikke lijnen. Als je het geheel van stippen en lijnen aftast, merk je dat ze een patroon vormen. Dit is het kantwerk waar nog spelden tussen staan. Ongeveer halverwege het voelelement worden de dikke lijnen dunner. Je bent nu aangekomen bij de afzonderlijke draden waar het kantwerk uit bestaat. Als je de dunne lijnen volgt, kom je bij de klosjes uit. Het zijn er vier in totaal.
Aan de bovenkant van elk klosje is de rest van de draad gewikkeld. Het klosje dient dus als voorraad en aan het uiteinde zit een steeltje waaraan het vastgepakt wordt. De klosjes worden altijd in paren gebruikt, die over het gehele werk bij elkaar blijven. Een ervaren kantklosster kan werken met honderden klosjes tegelijk, die zeer snel om elkaar heen geslagen worden, maar op dit voelelement vind je er dus vier waarmee één slag gemaakt wordt.
Na het maken van een aantal slagen wordt er een speld in het patroon gestoken, wat het werk op zijn plaats houdt. Die spelden worden weergegeven door de dikke stippen.
Het volgende element dat je kunt aftasten vind je op de 2de verdieping. Maar vergeet zeker de bidkapel niet hier op de verdieping! Daarvoor ga je via de overloop naar de volgende zaal. De ingang tot de bidkapel bevindt zich daar links in de hoek. Pas op, er zijn 3 treden naar beneden zonder leuning.
Geschilderde portretten uit verschillende periodes laten zien hoe de kantmode evolueert en hoe mensen kant dragen. Soms is de kant zeer zichtbaar en opvallend, en soms ook heel fijn en bijna doorzichtig.
Een van de portretten is dat van Maria Coutteau en er hangt ook een portret van haar nog jonge dochter Maria Van Speybrouck met een bloemenjurk aan. Beide portretten zijn ovaal van vorm en zijn ongeveer 70 cm hoog en 50 cm breed. Moeder en dochter dragen allebei een brede kanten muts. Die van de dochter is opgefleurd met een gele strik. Ze hebben ook allebei een grote witte schouderdoek omgeslagen. Dit is de vrouwenmode van kort voor de Franse Revolutie van 1789. Let ook op de juwelen die de moeder draagt: een ketting met een kruis, oorbellen en een sierspeldje op de muts.
Decoratieve mutsenslippen sieren de mutsen op: dat zijn de afhangende stroken die aan de muts bevestigd zijn. In het Frans: des barbes. Soms werden ze ook kunstig boven op de muts gedrapeerd. Hoe langer de slippen waren, hoe waardiger: mutsenslippen zijn namelijk een statussymbool. Je ontdekt er in deze zaal een aantal.
Dit lijkt op het eerste gezicht een sober vest, maar het is met borduurwerk, wit op wit, in een weelderig bloemenpatroon versierd. Hier en daar is het patroon opengewerkt. Aan de mouwen en het linkervoorpand heeft het vest stroken Mechelse kant, met de typische kleine motiefjes en een open achtergrond. De zeer verfijnde Mechelse kant heeft in de 18de eeuw veel succes, tot aan koninklijke hoven. Het is een erg moeilijke soort kant om te maken.
Er is iets vreemds aan de hand met dit herenvest: het dateert uit de jaren 1700-1730, maar het rugpand is van de jaren 1800 en is veel te kort in vergelijking met het voorpand. Ze passen gewoon niet bij elkaar. Misschien zijn ze samengebracht om in het museum mee uit te pakken? Want drágen kon je deze combinatie niet.
Om naar de volgende zaal te gaan, steken we de trappenhal over. Op het plafond van de hal prijkt het wapenschild van Lodewijk van Gruuthuse. Zo blijkt maar dat veel symbolen van Lodewijk op verschillende plaatsen terugkomen in het museum!
Het plafond is ook speciaal en wordt een houten cassettenplafond met hanggewelven genoemd. Het lijken wel 4 omgekeerde gewelven die uitkomen in een punt. Aan een van de muren hangt een enorm wandtapijt uit de reeks van de 7 vrije kunsten. In een ander voelelement kon je zelf een fragment van zo’n wandtapijt voelen.
Als je de hal bent overgestoken, kom je via een vrij smalle opening rechts in de hoek in de volgende ruimte uit. De ingang tot de bidkapel bevindt zich achteraan links in de ruimte. Pas op, er zijn drie treden naar beneden zonder leuning om er binnen te gaan!