Vanaf de 13de eeuw ontwikkelde Brugge zich tot een handelsmetropool met grote aantrekkingskracht. Vele internationale handelshuizen en het Bourgondische hof vestigden zich hier. Dit leidde tot een bloeiende luxe-industrie, die de voedingsbodem was voor het ontstaan van een nieuwe stroming in de schilderkunst: de Vlaamse primitieven.
Jan van Eyck, Robert Campin en Rogier van der Weyden waren de grondleggers hiervan. Hun stijl kenmerkt zich door een groot detailrealisme, veel aandacht voor de weergave van materialen en landschappen en een helder kleurgebruik. De minutieuze details en prachtige texturen zijn ook voor ons nog steeds adembenemend.
De kunstenaars konden dit effect bereiken door het gebruik van olieverf. Die techniek was al langer bekend, maar het talent van deze meesters zorgde voor een toepassing op uitzonderlijk hoog niveau. Hierdoor werden ze in hun tijd al wereldberoemd.
Deze kraagsteen maakte deel uit van de gotische gevel van het Brugse stadhuis. De kraagstenen kregen tussen 1376 en 1379 vorm in het atelier van Jean de Valenciennes, een begenadigd beeldhouwer uit Henegouwen. 26 originele kraagstenen behoren sinds restauratiewerken in de 19de eeuw tot de museumcollectie. Sindsdien sieren kopieën de stadhuisgevel. Het iconografisch programma van de kraagstenen is gevarieerd en verwijst naar religieuze en mythische figuren, legendes, satires en volkse voorstellingen.
Deze kraagsteen maakte deel uit van de gotische gevel van het Brugse stadhuis. De kraagstenen kregen tussen 1376 en 1379 vorm in het atelier van Jean de Valenciennes, een begenadigd beeldhouwer uit Henegouwen. 26 originele kraagstenen behoren sinds restauratiewerken in de 19de eeuw tot de museumcollectie. Sindsdien sieren kopieën de stadhuisgevel. Het iconografisch programma van de kraagstenen is gevarieerd en verwijst naar religieuze en mythische figuren, legendes, satires en volkse voorstellingen.
Deze Maria met Kind is een kopie naar een verloren compositie van de Meester van Flémalle (Robert Campin) uit Doornik. Het paneel werd aan het einde van de 15de eeuw waarschijnlijk vervaardigd door een Brusselse schilder. Het rode, in plooien gestreken doek achter de Madonna en het kussen in goudbrokaat zijn toevoegingen van de kopiist. De vrucht in de handen van het Kind symboliseert de overwonnen erfzonde.
In 15de-eeuwse schilderateliers was het gebruikelijk om bestaande motieven samen te voegen tot nieuwe composities. Dit schilderij is een samensmelting van elementen uit twee composities van Rogier van der Weyden. Het is één van minstens vijf Madonna’s die worden toegeschreven aan de zogenoemde Meester met het Geborduurde Loofwerk. Zijn noodnaam dankt hij aan de repetitieve wijze waarop hij de bladeren en het goudbrokaat schilderde, vergelijkbaar met de steekjes van borduurwerk.
De Bourgondische hertog draagt zijn karakteristieke zwarte kaproen. Over zijn fluwelen wambuis met bontkraag hangt de ketting van het Gulden Vlies, de ridderorde die hij in 1430 oprichtte. Het prototype van dit staatsieportret, waarvan meerdere versies bestaan, werd wellicht geschilderd door Rogier van der Weyden. Deze officiële portretten circuleerden in het rijk en werden als geschenk doorgegeven.
Van deze compositie zijn meerdere versies bekend. Het origineel maakte Rogier wellicht voor de kapel van het Sint-Lucasgilde in Brussel. De evangelist Lucas, patroonheilige van de schilders, tekent met een zilverstift het portret van Maria en Jezus. In zijn werkkamer rechts zijn attributen: een boek en een os. Het prachtige rivierlandschap is schatplichtig aan Van Eyck en een vroeg voorbeeld van de Vlaamse landschapsschilderkunst.
De schilderkunst is een verheven kunst. Een goddelijke kunst zelfs: dát lijkt de boodschap van dit paneel. Rogier van der Weyden bedacht de compositie. Samen met Jan van Eyck behoort hij tot de allergrootsten onder de Vlaamse primitieven. Het origineel van dit werk maakte Van der Weyden voor de kapel van het Sint-Lucasgilde in de kathedraal van Brussel, de stad waar hij woonde en werkte. Lucas was de patroonheilige van de schilders.
Met Lucas, arts en schrijver van een van de vier evangeliën, belanden we bij de personages. Hij is de man in het rood die knielt voor Maria en haar portret tekent, met de zilverstift. Maria geeft intussen de kleine Jezus de borst. Let op haar prachtige gewaad. Uiterst rechts zien we Lucas’ werkkamer, met daarin een boek en een os, zijn vaste attribuut in de kunst.
Het lijkt allemaal realistisch, ook door wat we op de achtergrond zien: een binnentuin, waar twee mensen het rivierlandschap bewonderen. Maar realistisch is dit tafereel uiteraard niet. Hier wordt een legende afgebeeld uit de zesde eeuw: Maria zou zijn verschenen aan Lucas, die haar zou hebben geportretteerd. Daarom werd Lucas de patroonheilige van de schilders. Sommige voorstellingen van Maria werden zelfs aan hem toegeschreven…
Van dit topwerk kennen we wereldwijd meerdere versies, omdat het meteen een succes was.
De Brugse kanunnik Joris van der Paele bestelde dit werk voor bij zijn graf in de Sint-Donaaskerk, waar hij ook missen liet lezen. Zijn naamheilige Joris beveelt de zieke kanunnik aan bij Maria en Jezus. Tegenover hen staat Donaas, de patroonheilige van de kerk. Van Eycks detailrealisme en stofuitdrukking zijn verbluffend, net als de reflecties op Joris’ harnas en helm. De afgebeelde kerkruimte is mogelijk geïnspireerd op de verdwenen Sint-Donaaskerk.
Verbluffend realisme: daar staat Jan van Eyck om bekend, en terecht. Dit paneel is na het Gentse Lam Gods zijn tweede grootste. Je blijft kijken en ontdekken. Weet ook dat de lijst-met-tekst de oorspronkelijke is!
Het is 1434. Joris van der Paele, de knielende oude man in zijn witte koorhemd, is ernstig ziek. Deze Brugse kanunnik van de Sint-Donaaskerk heeft er een lange carrière in het Vaticaan op zitten. Hij doet een schenking aan zijn Sint-Donaaskerk: er zullen missen worden gelezen én Jan van Eyck zal voor bij Vander Paeles graf dit werk maken. Zo zullen mensen hem blijven gedenken.
De kanunnik heeft zijn leesbril afgezet – je kunt door de brillenglazen kijken! Achter hem beveelt z’n naamheilige, de heilige Joris, hem aan bij Maria en Jezus. Kijk naar de reflecties op Joris’ harnas en helm! Tegenover hen staat Donaas, de patroonheilige van de Sint-Donaaskerk, die overigens rond 1800 is afgebroken. Let op Donaas’ sublieme koormantel in goudbrokaat met apostelfiguren. In het midden tronen Maria en Jezus voor een baldakijn in brokaat. Het oosterse tapijt voor hen heeft verrafelde randen.
We zijn in een kerk en Maria zit op de plaats van het altaar, de plek waar tijdens de eucharistie Jezus’ dood en verrijzenis worden herbeleefd. Daardoor verloste Christus de mensheid van de erfzonde van Adam en Eva. Hén ziet u op Maria’s troon, onder voorstellingen van Kain en Abel en van Simson en de leeuw. Ook op de kapitelen van de zuilen zijn taferelen uit het Oude Testament afgebeeld.
We bewonderen Van Eycks verbluffende realisme. Tegelijk kijken we naar het werk van een gelovige intellectueel. En naar een visioen. De kanunnik ziet Maria, Jezus en de twee heiligen voor zijn geestesoog. De schildersogen van Jan van Eyck maakten er een wereldschilderij van.
Van 4 tot 18 januari 2021 onderzoekt de Universiteit Antwerpen het schilderij Madonna met kanunnik Joris van der Paele van Jan van Eyck. Met Macro X-stralen Poeder Diffractie Scanning, of kortweg MA-XRPD, worden kristalstructuren geïdentificeerd. Daarmee kunnen we bijvoorbeeld te weten komen welke pigmenten Van Eyck precies gebruikte.
‘Mijn echtgenoot Johannes voltooide mij in 1439, op 15 juni. Ik was 33’, lezen we in het Latijn op de lijst. Gevolgd door Jan van Eycks lijfspreuk: ‘Als ich can’ (naar mijn beste vermogen). Mevrouw Van Eyck kijkt ons indringend aan. Haar kledij is afgeboord met eekhoornbont en haar hoornkapsel versierd met kant. Na Jans dood leidde ze nog enkele jaren zijn Brugse atelier.
V:
‘Mijn echtgenoot Johannes voltooide mij in 1439, op 15 juni. Ik was 33.’
M:
Dat staat boven- en onderaan te lezen op de lijst van dit portret, in het Latijn. Gevolgd door ‘Als ich can’, de vaste lijfspreuk van schilder Jan van Eyck: ‘naar mijn beste vermogen’, betekent die. Dit is zijn vrouw Margareta. Het is het oudst bekende portret van een kunstenaarsvrouw. Waarschijnlijk vormde het de helft van twee samenhorende portretten, met rechts Jan van Eyck zelf.
Moeten we u nog wijzen op de ongelooflijke levensechtheid van Margareta’s portret? Door de donkere achtergrond gaat al onze aandacht naar haar. Ze kijkt uit het beeld, zoals dat heet. Meer nog: ze kijkt ons aan. In de tijd van Van Eyck is de kunst van het portretteren van mensen nieuw. Met een portret als dit zet hij de toon. Latere Europese schilders kénnen Van Eycks portretten.
Margareta poseert in een chique wollen kleed, afgezet met eekhoornbont, en met een zogeheten ‘hoornkapsel’. Dat is met kant versierd. De kunstenaar Van Eyck wilde zo ongetwijfeld uitpakken met haar – en zijn – maatschappelijke status. Ook het chique Latijn past in dat opzet. Dat dit portret een intiem verjaardags- of huwelijkscadeau zou zijn, klopt daarom niet.
1439. Twee jaar later overlijdt Jan van Eyck. Zijn weduwe Margareta zal zijn Brugse atelier nog enkele jaren blijven leiden, wellicht samen met Jans broer Lambert.
Toen de apostelen tien dagen na Jezus’ Hemelvaart verzamelden, verschenen boven hen vurige tongen. De neergedaalde Heilige Geest gaf hen de kracht om het evangelie in verschillende talen te verkondigen, het beginpunt van de christelijke Kerk. Dit paneel wordt toegeschreven aan een laat 15de-eeuwse Brugse meester die zijn noodnaam ontleent aan portretten van het echtpaar Baroncelli in het Uffizi (Firenze). Hij gebruikte dikwijls motieven uit schilderijen van Petrus Christus waardoor hij soms als een van diens zonen wordt beschouwd.
Dit paneeltje kan gelinkt worden aan de werkplaats van Jan van Eyck. Dendrochronologisch onderzoek (onderzoek van de jaarringen) dateert de eikenhouten drager op 1387. Het werkje moet nog tijdens het leven of kort na Van Eycks dood in 1441 zijn geschilderd. De compositie is gebaseerd op verschillende werken van Van Eyck, onder meer de Madonna met kanunnik Joris van der Paele. De anonieme kunstenaar, wellicht afkomstig uit Duitsland, moet dus toegang hebben gehad tot tekeningen uit Van Eycks werkplaats of er zelf een tijdje hebben gewerkt.