Kermissen en circussen, waarvoor zijn vader decors schilderde, zouden De Smet levenslang inspireren. In deze uitgezuiverde compositie wordt de ruimte herleid tot een tweedimensionaal vlak en is het kleurenpalet beperkt. De figuren krijgen een ovaal hoofd, amandelvormige ogen, volle wangen met een blos, en een cilindervormige hals en ledematen. Ze doen denken aan de Franse kunstenaar Fernand Léger, maar zijn ook geïnspireerd door de Afrikaanse en Egyptische kunst.
Als kind maakte de Gentenaar Gustave De Smet kennis met de wereld van kermissen en circussen: zijn vader schilderde decors voor de bijbehorende tenten. Het werd voor zoon Gustave een levenslange inspiratiebron.
We staan voor een schietkraam. Als De Smet in 1923 dit doek schildert, heeft hij al kennisgemaakt met de Europese avant-garde, zoals het kubisme van Picasso en het Duitse expressionisme. Dat gebeurde tijdens een jarenlang verblijf in Nederland, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. Die ontmoeting en inspiratie zal zijn werk blijven bepalen.
Bruin, rood en oker: dat is hier het minimalistische kleurenpalet. De ruimte is herleid tot een plat, tweedimensionaal vlak en de vier personages zijn types met kenmerken die we bij de figuren van De Smet vaak zien: een ovaal hoofd, amandelvormige ogen, volle wangen met een blos, een hals als een cilinder en armen en benen als buizen.
Gustave De Smet maakt deel uit van de Vlaamse expressionisten die in de buurt van Sint-Martens-Latem bij Gent wonen en werken.