Heel wat Brugse neoclassicisten maakten naam als portretschilder. Niet het minst François-Joseph Kinsoen die een internationale carrière zou uitbouwen als hof-en societyportrettist. Naast een aantal van zijn verfijnde portretten bezit het Groeningemuseum ook zijn enige bekende historieschilderij: het monumentale doek De dood van de vrouw van Belisarius.
Historiestukken waren de specialiteit van Joseph-Denis Odevaere. Maar ook hij waagde zich geregeld aan het lucratieve portretgenre. Hij werd hofschilder van koning Willem I. Ook Joseph Ducq werkte in opdracht van de koning der Nederlanden en van andere notabelen, zoals het echtpaar De Keverberg de Kessel dat hij ten voeten uit vereeuwigde in een staatsieportret.
Beeldhouwer en stadsarchitect Jean-Robert Calloigne maakte met zijn witmarmeren Madonna een neoclassicistische versie van Michelangelo’s renaissancebeeld uit de Onze-Lieve-Vrouwekerk.
Naast werken van de bekendste Brugse neoclassicisten verwierf het Groeningemuseum in 2015 ook een portret van de belangrijkste Belgische vertegenwoordiger van deze kunststroming, François-Joseph Navez.
Foto's © artinflanders.be
Een vrouw poseert in traditionele kledij. Aan haar kledij en juwelen te oordelen was ze niet onbemiddeld. Dit jeugdwerk van Odevaere is gedateerd in 1808. Als laureaat van de Romeprijs verbleef hij toen aan de Académie de France. Die was door Suvée ondergebracht in de Villa Medici, te zien op de achtergrond.
In 1804 won Odevaere de Romeprijs. Bij zijn terugkeer in zijn thuisstad werd hij feestelijk onthaald. Uit dank schonk hij aan de academie dit vriendschapsportret, een genre dat wel vaker voorkwam rond 1800. Directeur Van der Donckt wijst naar een document over de huldeviering. Naast hem zit voorzitter Wynckelman. De laureaat zelf is ook aanwezig in de vorm van een zelfportret aan de muur.
Zoals bij vele neoclassicistische doeken wordt hier een verhaal uit de oudheid afgebeeld. Belisarius, een generaal van keizer Justinianus, werd ten onrechte van verraad beschuldigd, gevangengenomen en blind gemaakt. De aanblik van haar verminkte man wordt zijn vrouw teveel. Tiberius, de soldaat links, zal later Belisarius’ onschuld bewijzen en trouwen met Eudoxe, de dochter die hier huilend haar stervende moeder ondersteunt.
Voor we meer vertellen over de tragedie die zich hier voltrekt, bekijken we eerst hoe de Bruggeling François-Joseph Kinsoen dit monumentale doek heeft ‘gecomponeerd’. Het is een typevoorbeeld van neoclassicistische schilderkunst. Kijk naar de uiterst evenwichtige compositie, met links een rijzige, staande figuur en rechts drie personages die samen een hechte driehoek vormen. De achtergrond is sober, de belichting efficiënt en de emoties zijn ingetogen. Ondanks het drama.
Dat speelt zich af in de oudheid, zoals bij veel neoclassicistische doeken. De oude man is Belisarius, een generaal van keizer Justinianus. Belisarius was ten onrechte van verraad beschuldigd, belandde in de gevangenis en werd daar in opdracht van de keizer blind gemaakt. Hier is hij pas thuis en sterft zijn vrouw bij het zien van haar verminkte man. Er zijn twee getuigen van dit gezinsdrama: hun huilende dochter Eudoxe en de soldaat links, Tiberius. Die zal later bewijzen dat Belisarius onschuldig is en zal trouwen met Eudoxe. Kinsoen kende deze versie van dit antieke verhaal via een succesvolle Franse roman uit de 18de eeuw.
Ongetwijfeld verbond Kinsoen ook een moraal met dit verhaal: Belisarius is wat heet een exemplum virtutis, een voorbeeld van deugdzaamheid. Want ondanks het onrecht dat hem is aangedaan, blijft hij trouw aan zijn keizer.
Schilder Kinsoen schonk dit werk aan de Brugse academie, en zo kwam het in de museumcollecties terecht. Hij deed dat uit dankbaarheid voor zijn opleiding.
Dit is een mooi voorbeeld hoe de collectie neoclassicistische kunst van het museum tot stand kwam. Als u dat verhaal nog niet hebt beluisterd, kunt u dat hier doen door de groene knop in te drukken.
De Bruggeling Kinsoen bouwde een lucratieve internationale carrière uit als hof- en societyschilder. We kijken naar het geïdealiseerde, flatterende portret van de modieus geklede operazangeres Marie-Joséphine Lafont-Porcher. Zij vertoefde in de beau monde van Parijs, organiseerde er literaire salons en reisde door Europa met haar man, de violist Charles-Philippe Lafont. De knijpbril in haar hand geeft haar een intellectueel cachet.
Deze Parijse, modieus geklede operazangeres vertoeft in de beau monde van haar tijd: Marie-Joséphine Lafont-Porcher is haar naam. Met haar man, de violist Charles-Philippe Lafont, reist ze door Europa en in haar literaire salons ontvangt ze de groten van de Parijse kunstwereld, zoals de schrijvers François-René de Chateaubriand en Alexandre Dumas. Die laatste beschrijft haar:
“Zij is een mooie brunette, met zwarte, welsprekende ogen en soepel zwart haar. Voeg daar haar ravissante glimlach bij, de meest gracieuze handen ter wereld en een geest die zowel gedistingeerd is als vriendelijk.”
Einde citaat. De knijpbril in de hand van de zangeres geeft haar hier een intellectueel cachet.
De Bruggeling François-Joseph Kinsoen bouwt een lucratieve internationale carrière uit als hof- en societyschilder. Zijn portretten vallen zeer in de smaak bij aristocraten en welgestelde burgers. Zij houden van deze geïdealiseerde, flatterende, romantiserende voorstellingen. Het goedbetaalde portretgenre bloeit volop in de 19de eeuw.
Kinsoen stond ook bekend om zijn weergaloze weergave van stoffen. U ziet hier waarom. In Frankrijk bereikt hij de top: Kinsoen wordt de portretschilder van onder meer de familie Bonaparte en van Lodewijk XVIII.
Kinsoens flatteuze portretten vielen erg in de smaak bij de aristocratie en de burgerij. In dit familieportret toont hij zich een meester in het tastbaar weergeven van de luxueuze fluwelen en zijden stoffen, en de kasjmieren sjaal bij een meesterlijke lichtinval.
Ducq was hofschilder van koning Willem I. Hier portretteert hij de gouverneur van Oost-Vlaanderen: baron Charles-Louis de Keverberg de Kessel. De vijftiger is net getrouwd met de Engelse Mary Lodge, 24 en gekleed in de exclusieve mode van haar tijd. Het boek in haar hand is geschreven door haar kersverse echtgenoot: de eerste monografie over Hans Memling.
Ook Joseph Ducq behoort tot de schilders die aan de academie van Brugge zijn opgeleid en een mooie carrière uitbouwen. Hij wordt onder meer de hofschilder van Willem I, koning der Nederlanden van 1815 tot 1830.
Dit is de Nederlandse baron Charles-Louis de Keverberg de Kessel, een vijftiger die onder koning Willem I onder meer gouverneur van Oost-Vlaanderen wordt. Hij is in het gezelschap van zijn kersverse Engelse echtgenote Mary Lodge, 24, en gekleed in de exclusieve mode van haar tijd. De twee hebben elkaar in Brugge leren kennen. Hij staat vermoedelijk in zijn bureau, zij zit buiten in een zuilengalerij. De omgeving straalt status en welstand uit.
Achter Mary zien we een Engels heuvellandschap met een landhuis en de ruïnes van een kasteel. Het opzijgeschoven gordijn achter Charles-Louis laat een nis zien met daarin een beeld van de Griekse godin van het graan en de vruchtbaarheid: Demeter.
Mary houdt een exemplaar vast van het boek dat haar man uitbrengt in 1818, het jaar van dit huwelijksportret: de eerste monografie over de Duits-Brugse schilder Hans Memling! De baron zet zich ook in voor de restauratie van de Memlings in het Brugse Sint-Janshospitaal. Hij is een voorloper: de herontdekking van de Vlaamse primitieven zal pas later volop op gang komen.
Deze naakte jongeling met ivoorkleurige huid en blonde krullen beantwoordt aan het neoclassicistisch schoonheidsideaal. Het is Narcissus uit het klassieke verhaal van Ovidius' Metamorfosen. Moe van het jagen rust hij uit aan de oever van een meer. Verliefd op zijn eigen spiegelbeeld, kwijnt hij weg terwijl zijn hazewindhond voorzichtig aan zijn been likt.
In dit historiestuk zoekt Odevaere zijn onderwerp in de toenmalige actualiteit: de Griekse onafhankelijkheidsstrijd tegen de Ottomaanse overheersers. Hij brengt een eigentijdse held in beeld: Lord Byron. In 1823 trekt de beroemde romantische dichter en avonturier als vrijwilliger naar Griekenland om er de bevolking te steunen, maar hij sterft er amper een jaar later na een koortsaanval.
Joseph-Denis Odevaere behoort tot de groep succesvolle Brugse schilders die worden opgeleid aan de academie in Brugge, die vervolgens in Parijs in de leer gaan bij de oud-Bruggeling Joseph-Benoît Suvée en die een internationale carrière uitbouwen. De meesten, zoals ook deze Odevaere, doen dat in twee genres: portretten, waarvoor ze goed betaald worden, en historieschilderkunst: dat zijn werken over historische, bijbelse of mythologische verhalen.
In dit doek zit een politieke boodschap verscholen. Op een ligbed, dat Oudgrieks oogt, ligt een man. Hij draagt een lauwerkrans en zijn slappe arm valt op een lier met gesprongen snaren. Dit moet een dode dichter zijn. Een olielamp verspreidt een spookachtig licht. Rechtsboven baden antieke ruïnes in het maanlicht en uiterst rechts staat een standbeeld met op het voetstuk het Griekse woord voor ‘Vrijheid’: ‘Eleutheria’. Daaronder een zwaard. De dode dichter heeft iets te maken met Griekenland, vrijheid en strijd.
We kijken naar de Britse dichter Lord Byron op zijn sterfbed. Byron trekt in 1823 als vrijwilliger naar Griekenland om er de bevolking te steunen in haar vrijheidsstrijd tegen de Ottomaanse machthebbers. Amper een jaar later sterft hij na een koortsaanval, in Mesolongi, de stad op de achtergrond. Byron is pas 36. Op het bed staan acht titels van boeken van hem.
Nauwelijks twee jaar na Byrons dood maakt Joseph-Denis Odevaere dit werk. In vijf jaar schildert hij zelfs acht doeken over de Griekse onafhankelijkheidsstrijd. Daar is in heel Europa politieke steun voor. Byrons dood versterkt die beweging nog.
Sylvie de la Rue, het nichtje van de kunstenaar, draagt een duur empirekleed en houdt haar mopshond op haar schoot. Met haar blozende wangen lijkt ze uit te rusten na een partijtje badminton. De pluimbal slingert achteloos op de vloer. Sylvie zal 12 jaar later huwen met de schilder Odevaere, waarvan het Groeningemuseum meerdere werken bezit.
Hoewel Joseph-Denis Odevaere zich vooral toelegde op de historieschilderkunst, waagde hij zich ook geregeld aan het lucratieve portretgenre. Daarvan getuigt dit eerder informele portret van een vader met zijn dochter. Zij lijken net teruggekeerd op hun landgoed na een wandeling met hun jachthond. Let op het tedere handgebaar tussen vader en dochter.
Navez was Belgiës belangrijkste vertegenwoordiger van het neoclassicisme en maakte vooral naam als portretschilder. Hier etaleert hij zijn talent in de weergave van de kostbare japons, rijke juwelen en gesofistikeerde kapsels.
De jurist en liberale politicus Théodore-Joseph Jonet bestelde dit familieportret net voor het huwelijk van zijn oudste dochter Juliette, met verlovingsring. Achter haar staat haar zes jaar jongere zus Emilie. Hun moeder was dan al overleden.
François-Joseph Navez is Belgiës belangrijkste schilder van het neoclassicisme. In Parijs ging hij in de leer bij de grote Jacques-Louis David, de Franse vaandeldrager van dat neoclassicisme. Dit familieportret van zijn hand verwierf het Groeningemuseum in 2015.
Het is 1832 als de jurist en liberale politicus Théodore-Joseph Jonet zich op zijn vijftigste laat portretteren met zijn twee dochters. Hij doet dat net vóór de oudste, Juliette, gaat huwen. Ze draagt al haar verlovingsring. Haar zes jaar jongere zus Emilie staat achter haar. De vrouw van Jonet, ook de moeder van deze twee jonge vrouwen, is dan al dertien jaar overleden.
De twee zijn prachtig uitgedost: ze dragen kostbare japons en rijke juwelen, en hun kapsels zijn gesofistikeerd. Vader en dochters bevinden op dit portret in de openlucht, met op de achtergrond een onbestemd landschap en vooral veel blauwe lucht. Een dergelijk decor gebruikt Navez vaker in zijn portretten. Het levert gedurfde kleurencombinaties op.
Het schilderen van portretten was Navez’ belangrijkste broodwinning, maar zijn voorkeur ging uit naar verhalende historiestukken. Toch werd hij vooral bekend als Belgiës beste portretschilder.
De Brugse beeldhouwer en stadsarchitect Calloigne maakte deze neoclassicistische versie van de Madonna van Michelangelo uit de Onze-Lieve-Vrouwekerk uit één blok marmer. Naast de treffende gelijkenissen met het renaissancebeeld toont de versie van Calloigne een warme interactie tussen moeder en kind die bij Michelangelo ontbreekt. Calloigne is ook bekend als ontwerper van de Vismarkt in Brugge.
Ver hoefde de Brugse kunstenaar en architect Jean-Robert Calloigne niet te reizen om inspiratie op te doen voor deze witmarmeren Madonna, een prachtwerk waar hij tien jaar lang aan sculpteert. In de geboortestad van Calloigne bevindt zich intussen al meer dan 500 jaar hét model voor veel marmeren Madonna’s: die van Michelangelo. Het beeld staat in de Onze-Lieve-Vrouwekerk hier vlakbij. De gelijkenissen zijn treffend.
En toch maakt Calloigne van zijn Madonna een eigen, 19de-eeuwse, neoclassicistische versie: koel, wat statisch ook en tegelijk teder: de warme interactie tussen moeder en kind ontbreekt bij Michelangelo. Kijk hoe Calloignes Madonna haar hoofd buigt en Jezus teder aankijkt.
Calloigne is meer dan een beeldhouwer. Hij is stadsarchitect in Brugge, waar hij ook in de architectuur het neoclassicisme introduceert. Calloigne ontwerpt onder meer de Vismarkt, ook in de buurt van dit museum.