Brugge bleef tot het einde van de 15de eeuw een belangrijke handelsstad. Door een moeilijke politieke situatie, een te protectionistisch handelsbeleid en het verzanden van het Zwin, moest de stad uiteindelijk haar leidende rol afstaan.
Rond die tijd waren er nog altijd veel kunstenaars actief in Brugge. De meest invloedrijke uit het laatste kwart van de 15de eeuw was ongetwijfeld Hans Memling. Deze van oorsprong Duitse meester werd aangetrokken door het kunstklimaat in Brugge en gooide hoge ogen, onder meer als portretkunstenaar. Met zijn Moreel-triptiek maakte hij één van de eerste grootschalige groepsportretten in de geschiedenis.
Rondom hem waren er vele kunstenaars actief die niet meer met naam bekend zijn, maar van wie op stilistische gronden een oeuvre kan worden samengesteld. Zij kregen een noodnaam, zoals de Meester van de Legende van de heilige Ursula en de Meester van de Legende van de heilige Lucia. Die laatste kan misschien met Fransois Van der Pitte worden vereenzelvigd, maar de onderzoeksresultaten zijn hierover (nog) niet sluitend.
Foto's © artinflanders.be
Volgens een legende verscheen Christus’ gelaat op het doek waarmee Veronica zijn zweet en bloed afveegde tijdens zijn kruisweg naar Golgotha. Het onderwerp, dat gebaseerd is op oudere Byzantijnse iconen, werd populair in devotiepanelen. De Brugse Meester van de Legende van de heilige Ursula maakte er verschillende versies van. Dit paneel werd wellicht geschilderd in opdracht van een Italiaan die in Brugge verbleef.
Dit is het ware gelaat van Christus. Het is de heilige Veronica die het ons toont. Ze is prachtig uitgedost. Toen Jezus zijn kruis naar de berg Golgota droeg, wiste Veronica het zweet en bloed van zijn gezicht, dat vervolgens wonderbaarlijk op haar doek verscheen. Dat vertelt toch een oude legende.
U kijkt naar een werk van een onbekende Brugse meester uit de tijd van Hans Memling, het laatste kwart van de 15de eeuw. Zoals Memling kreeg ook deze Meester van de legende van de heilige Ursula, zoals hij wordt genoemd, zijn opdrachten onder meer van kooplui uit Italië die in Brugge verbleven. Dit paneel belandde al snel in Italië, in een Toscaans franciscanenklooster. De Italiaanse schilder Piero di Cosimo kopieerde het.
Zo’n indrukwekkende Christusfiguur kennen we ook van het werk van Jan van Eyck én Memling zelf. Het type gaat terug op oudere iconen uit Byzantium. Het onderwerp was populair bij opdrachtgevers, ook in Brugge. Ze hingen panelen als dit op in een privéruimte, waar ze ook baden. Kijken naar Jezus’ ware gezicht, dat hier overigens geen spoor van lijden vertoont, verdiepte hun gebeden.
Het museum kocht dit werk in 2019 van een privé-eigenaar. Het paneel is in een zeer goede staat, al werden de boven- en de onderkant ooit bijgewerkt. Het gebeurt nog maar uiterst zelden dat een schilderij van een Vlaamse primitief op de markt komt én dat een Vlaams museum het kan aankopen.
Op de luiken van dit altaarstuk waarvan het middenluik verloren is gegaan, wordt de legende van de Engelse prinses Ursula weergegeven als een stripverhaal. Ursula wilde maar trouwen op twee voorwaarden: haar aanstaande bekeerde zich tot het christendom en zij mocht op pelgrimstocht. Op weg naar Rome werd zij met haar uitgebreide gevolg vermoord door Hunnen. De vrouwen boven, Kerk en geblinddoekte Synagoge, verbeelden de overwinning van het Nieuwe op het Oude Testament. Op de buitenluiken zijn, in grijstinten, de evangelisten en kerkvaders afgebeeld.
Deze drukbevolkte paneeltjes lijken wel een middeleeuws stripverhaal. De legende die ze in acht episodes vertellen was toen uiterst populair. Voor we dat verhaal uit de doeken doen, verklappen we wie de maker is: de Meester van de legende van de heilige Ursula. Anders gezegd: we kennen zijn naam niet. In zo’n geval gebruiken kunsthistorici een zogeheten noodnaam. De anonieme schilder behoorde eind 15de eeuw in elk geval tot de generatie van Hans Memling. Misschien heette hij Pieter Casembroodt…
Het verhaal dan. Dat heeft geen happy end. Hoofdpersoon is de heilige Ursula, een prinses. Een heidense prins vraagt haar ten huwelijk, maar daar wil Ursula pas op ingaan als hij christen wordt én zij eerst naar Rome mag, op pelgrimstocht. Samen met 11.000 maagden, zegt het verhaal. De reis loopt slecht af: op de terugweg worden Ursula en haar omvangrijke gevolg in Keulen door barbaarse Hunnen vermoord. Geen happy end, zeiden we, maar de massamoord leverde wel massa’s relieken op. Onder meer daardoor was dit verhaal zo geliefd. Het laatste tafereel toont de verering van die Ursularelieken.
Wat we hier zien, zijn de zijluiken van een altaarstuk. Het middenpaneel is spoorloos. Op de achterkant zijn de vier evangelisten en vier kerkvaders voorgesteld, in grijstinten. En dan zijn er tot slot nog de twee figuren bovenaan: links is dat een zelfverzekerd ogende vrouw die de Kerk voorstelt, rechts de geblinddoekte Synagoge. Zij laat de stenen tafelen, leefregels uit het Oude Testament, uit haar handen glijden. Die symboliek betekent: de kerk overwint het oude, joodse geloof.
De portretten op de zijluiken van deze triptiek behoren tot de oudste Vlaamse groepsportretten. De welgestelde Brugse familie Moreel, de opdrachtgever, is hier geportretteerd, samen met haar patroonheiligen. Dit schilderij hing in hun familiekapel in de Sint-Jakobskerk. Op het middenpaneel, tussen de heiligen Maurus en Egidius, zit het Jezuskind op de schouders van Christoffel. Een subliem landschap loopt door over de drie panelen.
Kijk op dit drieluik eerst even op de achtergrond, naar het weidse fantasielandschap dat over de drie panelen doorloopt. Wanneer Hans Memling dit werk maakt, eind 15de eeuw, ontstaat het landschap stilaan als een zelfstandig genre in de schilderkunst. Memlings landschappen zijn daarbij een inspiratiebron.
Behalve een subliem landschap is dit werk een van de oudste Vlaamse voorbeelden van een groepsportret. Links knielt Willem Moreel en rechts zijn vrouw Barbara van Vlaenderberch alias Van Hertsvelde: zij zijn de opdrachtgevers. Bij hen staan hun patroonheiligen en achter de ouders zitten hun kinderen te bidden. De Moreels zijn een kroostrijk gezin. Willem Moreel stamde uit een welgestelde Brugse familie van handelaren en was zelfs even burgemeester van Brugge. Tot hij zich verzette tegen de machtsgreep van Maximiliaan van Oostenrijk over de Lage Landen en hun steden. Het gezin vertrok in 1485 in ballingschap, voor drie jaar.
Wie bevolkt het middenpaneel? Drie heiligen, met het kind Jezus op de schouders van de middelste, de heilige Christoffel. Naast Jacobus was hij de patroonheilige van de Sint-Jakobskerk, de parochiekerk van de familie Moreel. De Moreels verwierven in de kerk in 1484 een familiekapel, waar later hun familiegraf kwam, mét dit schilderij. De twee andere heiligen op het middenpaneel zijn Maurus en Egidius. Zij verwijzen naar de familienamen van het echtpaar: Maurus en Moreel hebben dezelfde oorsprong, en Egidius had een hert als attribuut. Van Hertsvelde, heet Moreels vrouw…
In de 15de eeuw was er een grote vraag naar devotiepanelen, kleine religieuze schilderijen die bedoeld waren voor het belijden van het geloof in de privésfeer. Door de heiligen van dichtbij af te beelden wou men empathie oproepen. Zoals op dit paneel, geschilderd in opdracht van de Genuese koopman Andrea della Costa. Op de voorzijde staat een detail uit de Kruisafneming, op de keerzijde een close-up van Andreas, naamheilige van de opdrachtgever.
Deze Annunciatiepanelen maakten deel uit van een drieluik dat besteld werd door abt Jan Crabbe van de Duinenabdij in Koksijde. De triptiek werd ontmanteld zodat de panelen afzonderlijk konden worden verkocht, een frequente praktijk vanaf de 18de eeuw. Dit zijn de achterzijden van de doorgezaagde zijpanelen. De voorzijden met de stichtersportretten bevinden zich in New York (Pierpont Morgan Library), het middenpaneel met de Kruisiging in Vicenza (Museo Civico).
Kort voor de dood van Petrus Christus maakte zijn werkplaats een triptiek in opdracht van Isabella van Portugal, de echtgenote van Filips de Goede. Op dit linkerluik knielt de Bourgondische hertogin, vergezeld van haar patroonheilige Elisabeth van Hongarije, voor een gebedenboek. Haar hoofddeksel en met bont afgezet kleed van brokaat wijzen op haar adellijke afkomst.
Dit is vermoedelijk het middenpaneel van een altaarstuk uit het Convento Santa Clara in Tordesillas waarvan de luiken verspreid raakten. Schilder Alvaro Sanchez werkte in Valladolid en vertegenwoordigt de zogenaamde Hispano-Vlaamse school. De invloed van de Vlaamse primitieven uit zich in de verwantschap met de heilige Nicolaas van de Brugse Meester van de Lucialegende. Ook die troont voor een stadsgezicht.
De heilige Nicolaas zegent ons terwijl hij in vol ornaat voor een Brugs stadsgezicht zit. De kleinere panelen stellen zijn mirakels voor. In het eerste en tweede behoedt Nicolaas straatarme zusjes voor de prostitutie door hen een bruidsschat te schenken, en redt hij zijn thuisstad Myra van de hongersnood. Het derde en verdwenen vierde paneel tonen priesterleerlingen die worden onthoofd en door Nicolaas tot leven gewekt.
Kijk op dit altaarstuk van circa 1490 eerst naar het grote paneel. De man op de troon is de heilige Nicolaas, de bekende kindervriend. Hier zit hij in vol ornaat, met als hoofddeksel de bisschopsmijter en om zijn schouders een prachtige koorkap. Nicolaas zegent ons en houdt in zijn linkerhand z’n bisschopsstaf. Op de achtergrond zien we een stadsgezicht op Brugge. De onbekende schilder kénde de stad duidelijk goed.
De drie kleinere panelen kocht de Vlaamse Gemeenschap in 2008 aan. Ze stellen drie mirakels en weldaden van Nicolaas voor. In de eerste scène voorziet hij de drie dochters van een straatarme man van een bruidsschat, zodat zij zich niet langer hoeven te prostitueren. In het tweede tafereel redt Nicolaas de inwoners van zijn stad Myra in Klein-Azië van de hongerdood, door graan te vermenigvuldigen. Scène drie is pure horror: drie slapende priesterstudenten zijn door een herbergier en zijn vrouw onthoofd. De ontbrekende vierde scène toonde het vervolg. Dat weten we dankzij een bewaarde foto: Nicolaas wekt de drie studenten weer tot leven, uit het pekelvat waar hun moordenaars hun lijken in hebben gedropt.
De schilder van dit werk kennen we niet, al circuleert de naam Fransois van den Pitte. We kennen andere werken van dezelfde hand én we weten dat hij vaak voor buitenlandse opdrachtgevers werkte. Kenners zien hier Spaanse invloed. Misschien verbleef de schilder een tijd in Spanje? Of maakte hij het werk voor een Spaanse opdrachtgever in Brugge? Het zijn vragen waar kunsthistorici bij anonieme oude kunst vaker mee worstelen.