In Brugge werd de schilderkunst van de 17de eeuw gedomineerd door Jacob van Oost I. Hij verbleef enkele jaren in Italië, waar hij sterk werd beïnvloed door het werk van Caravaggio. In de geest van de contrareformatie schilderde Van Oost talrijke altaarstukken voor Brugse kerken en kloosters. Daarnaast was hij actief als portretschilder van de burgerij. Ook zijn zoon Jacob van Oost II maakte naam als Brugs portret- en historieschilder.
De Vlaamse barokschilderkunst vertoont een opmerkelijke tendens tot specialisatie. In de grote kunstencentra Antwerpen en Brussel legden sommige kunstenaars zich toe op monumentale historiestukken: historische, Bijbelse of mythologische taferelen.
Andere schilders specialiseerden zich in portretten, landschappen, genrestukken – schilderijen van alledaagse taferelen - of stillevens. Schilders vervolmaakten zich in subgenres van het stilleven, zoals het bloemstuk, het fruitstilleven, het dierstuk of het trompe l’oeil-stilleven, waarin vaak vanitas- of vergankelijkheidsymboliek werd verwerkt.
De diverse genres waren in trek bij kunstverzamelaars en maakten een prominent deel uit van hun kunst- en wonderkamers.
Foto's © artinflanders.be
Joannes Fijt was een van de succesvolste schilders van stillevens uit zijn tijd, met navolgers in zowel de Nederlanden als in Italië. Hij innoveerde het jachtstilleven door de buit niet op een gedekte tafel, maar in een landschap te plaatsen, in een asymmetrische, uitgebalanceerde compositie. Dierenvachten en verenkleden zijn uitzonderlijk verfijnd en tactiel weergegeven.
Dit trompe l’oeil-stilleven wil het oog letterlijk misleiden. Drie dode vogels hangen aan twee spijkers in een geschilderde donkere lijst. Hun slagschaduwen en de barsten in het pleisterwerk zijn meesterlijk weergegeven. Illusionistische vanitasstillevens waren bijzonder populair in de 17de eeuw. Een schilder kon uitpakken met zijn technische vaardigheden en tegelijk wijzen op de vergankelijkheid van het leven.
Net echt. Het is ongetwijfeld ook uw reactie bij het kijken naar dit stilleven. Dat is ook de bedoeling: dat wij, toeschouwers, de indruk hebben dat we naar echte objecten kijken. Hier zijn dat drie minutieus geschilderde, dode vogels: een roerdomp, een kleine waadvogel en een zangvogeltje. Ze zijn opgehangen aan twee spijkers. Kijk naar de schaduwen die de vogels op de bleke muur werpen, waardoor ze nog meer driedimensionaal lijken. En naar de barsten in het pleisterwerk.
Trompe-l’oeil, zo heet wat hier gebeurt: de schilder creëert een visuele illusie. Net echt, dus. Het genre is in de 17de eeuw erg populair en Frans van Cuyck de Myerhop is er een meester in.
De 17de eeuw is de eeuw van de stillevens, een genre voor virtuozen. Er ontstaan diverse soorten, en door de grote vraag kunnen schilders zich specialiseren: er zijn bloemstillevens, ontbijtjes, stillevens met dieren of vruchten, rijkelijk gedekte tafels… In veel stillevens zit een moraliserende boodschap verscholen over de vergankelijkheid van het leven. Dat is ook hier het geval.
De Antwerpenaar Gaspar Peeter Verbruggen II trad als bloemschilder in de voetsporen van zijn vader. Hij blies het Antwerpse bloemstilleven omstreeks 1700 nieuw leven in door zijn laatbarokke, decoratieve boeketten te schikken in een antieke urne. Dit doek zit in een indrukwekkende, gesculpteerde, lindenhouten lijst met florale motieven en putti die toegeschreven wordt aan de Mechelse beeldhouwer Laurent van der Meulen.
De Noord-Nederlandse Isaac Denies specialiseerde zich in stillevens met fruit en bloemen. In dit stilleven staan de kostbare, blozende perziken centraal. Ook druiven en walnoten keren vaak terug in zijn schilderijen, net als een losjes over de tafel gedrapeerd kleed. Denies toont zich hier een meester in de weergave van de reflecties op het wijnglas dat oplicht tegen de donkere achtergrond.
Dit weelderige boeket is samengesteld uit bloemen die in realiteit nooit tezelfdertijd bloeien. De tulp, dé cultbloem in de 17de eeuw, voert de hoofdtoon. Sommige bloemen beginnen al te verwelken. Ze wijzen de toeschouwer op zijn eigen sterfelijkheid. Savery verlevendigde zijn boeketten door insecten toe te voegen die de moralistische boodschap versterken. De slak verwijst naar verval, de vlinders naar de fragiele menselijke ziel.
Jacques d’Arthois behoorde tot een groep schilders uit de omgeving van Brussel die zich specialiseerde in boslandschappen, met het Zoniënwoud als inspiratiebron. Om diepte te suggereren maakte de kunstenaar gebruik van het atmosferisch perspectief met drieledig kleurenschema (bruin, groen, blauw) en van een kronkelende zandweg die onze blik leidt. Aan de bosrand zien we enkele figuurtjes. Het decoratief karakter van dit boslandschap herinnert aan de wandtapijten waarvoor d’Arthois kartons schilderde.
Van de Venne specialiseerde zich in monochrome, satirische genrestukken waarin hij ondeugden aan de kaak stelt. Dit tafereel wordt geduid door het spreekwoord op de banderol onderaan: ‘Zotten maken ’t beste feest’. De menselijke dwaasheid wordt gehekeld door een groep dansende figuren, begeleid door muzikanten. Maar vooral door de ruiter die een groep aanvoert op een ezel waaraan een dode kat is vastgebonden, een typisch dwaasheidsattribuut.