Na 1945 volgden de kunststromingen elkaar in sneltreinvaart op. De abstractie kwam sterk opzetten, maar er waren ook strekkingen waarin het figuratieve hoogtij vierde, zoals het surrealisme. Beide stromingen hebben hun wortels in het eerste kwart van de 20ste eeuw.
Georges Vantongerloo werd in 1917 lid van de Nederlandse kunstbeweging De Stijl en evolueerde in de jaren 1950 naar driedimensionaal werk met eigentijdse materialen. De aanslag van René Magritte is typisch voor de beeldtaal van deze Belgische surrealist. Paul Delvaux werkte op de grens van magisch realisme en surrealisme. Marcel Broodthaers was een bewonderaar en artistieke erfgenaam van Magritte. Hij is wereldwijd nog steeds een inspiratiebron voor kunstenaars.
Amédée Cortier evolueerde van figuratief naar abstract en vond aansluiting bij de Amerikaanse colourfieldpainting. Het werk van René Heyvaert is uiterst minimalistisch. Raoul De Keyser creëerde een abstracte vormentaal die vertrekt uit de natuur om hem heen. Zijn werk geniet internationale belangstelling.
Foto's © artinflanders.be
Een plankenvloer, een zwarte wand met een opening die een doorkijk biedt op een woonblok. Op de vloer een balk met een wolkenlucht, een gegleufde bol en een kader met daarin een realistisch geschilderde vrouwentorso. Wat heeft dit met elkaar te maken? Magritte houdt van taalspelletjes en maakt met de titel het mysterie alleen maar groter.
Wat zien we? Het is bij de Belgische surrealist René Magritte altijd goed eerst deze vraag te stellen, ook bij dit doek uit circa 1932. We zien: een vloer met planken en een zwarte wand met een opening als een romaanse boog. Door de boog: een woonblok met vijf verdiepingen en vensters met gordijnen. Op de vloer staat links een balk met wolkenlucht, voor de opening een gegleufde bol of bel, en rechts een kader met daarin een realistisch geschilderd vrouwentorso.
Na het kijken komen de vragen. Die bij Magritte vaak geen antwoord hebben. Of juist veel mogelijke antwoorden. Waarom heet dit werk L’attentat’, De aanslag? Heeft die titel niets, iets, alles te maken met wat we zien? We weten dat Magritte met zijn titels kijkers vaak op een verkeerd been zet. Is de bol een bom? Zijn de wolken, een symbool van vrijheid, opgesloten? Is dit een ‘aanslag’ op ons kijkgedrag? Is dit een soort theaterdecor? Met een doorkijkje?
Niets is wat het lijkt, beelden zijn onbetrouwbaar, de reële wereld staat op de helling. In elk geval: met de rede en logisch denken komen we er niet. Het mysterie heerst. En misschien is dat wel Magrittes belangrijkste boodschap.
In de jaren 1950 evolueerde Roger Raveel van expressionisme naar een nieuwe, geabstraheerde vorm van figuratie. Zijn inspiratie was zijn omgeving en familie. Hier zien we een man, vermoedelijk de vader van de kunstenaar, in een typische Vlaamse tuin uit die tijd, omheind door betonplaten en met betonpalen om een wasdraad aan te bevestigen.
In deze drie monochrome schilderijen valt de kleur volledig samen met het oppervlak. Kleur werd een zelfstandig element in Cortiers werk uit de jaren 1970. Hij onderzocht de spanningen die ontstaan wanneer intense egale kleurvelden elkaar beïnvloeden.
Paul Delvaux is samen met René Magritte de belangrijkste vertegenwoordiger van het Belgische surrealisme. Terugkerende elementen in zijn werk zijn jonge vrouwelijke naakten, stations en treinen, geraamtes en architectuur. En vooral een bevreemdende, onwezenlijke sfeer. De sereniteit herinnert aan het werk van de Vlaamse primitieven. Delvaux maakte dit paneel in 1970 speciaal voor het Groeningemuseum.
Paul Delvaux wordt vaak in één adem genoemd met René Magritte, als belangrijke vertegenwoordiger van het Belgische surrealisme. Zelf had de individualist Delvaux het liever over zijn ‘poëtisch realisme’. Met als hoofdingrediënten: jonge vrouwelijke naakten, stations en treinen, geraamtes en architectuur. En vooral een bevreemdende, onwezenlijke sfeer.
Met dit paneel, Sérénité, is iets bijzonders aan de hand: Paul Delvaux maakte het in 1970 speciaal voor dit Groeningemuseum! De rust, de sereniteit, die het oproept, herinnert aan het werk van de Vlaamse primitieven. De drie blonde, halfnaakte vrouwen bevinden zich dan ook niet toevallig voor een kerkgebouw, hier in romaanse stijl. De vrouw rechts drapeerde een blauwe doek over haar rug, wat aan Maria doet denken. Op de achtergrond zijn, achter het water, fragmenten te zien van een stad die Brugge oproept. Ook het realisme waarmee Delvaux de gebouwen heeft geschilderd, herkennen we van de landschappen en stadsgezichten bij de Vlaamse primitieven.
Raoul De Keyser was een vriend van Roger Raveel en werkte aanvankelijk in dezelfde stijl. Gaandeweg evolueerde hij naar een vorm van abstractie. Maar vaak bleef een figuratieve inspiratiebron doorschemeren, zoals de takken van de apenbroodboom in zijn tuin in het werk Zinkend. Zijn werk wordt gekoesterd tot in de Verenigde Staten.
Raoul De Keyser, die in 2012 overleed, is internationaal een van Belgiës belangrijkste hedendaagse kunstenaars. De Keyser liet zich in zijn werk vooral inspireren door zijn dagelijkse dichte omgeving in Deinze: het plaatselijke groene voetbalveld met zijn witte kalklijnen, details in zijn eigen huis… Gaandeweg werd die omgeving steeds minimaler, minder anekdotisch en daardoor universeler. Abstracter ook, zonder helemaal abstract te worden. Het werd ‘de schoonheid van bijna niets’, zoals een kunstcriticus schreef over De Keysers poëtische, stille, subtiele werk.
De Keyser varieerde op thema’s en bleef zichzelf vernieuwen. Je ziet hem in zijn penseelstreken zoeken, haperen, zich vergissen en opnieuw proberen: de fysieke daad van het schilderen was voor hem een essentieel onderdeel van zijn werk. Dat is meteen een uitnodiging om nauwgezet toe te kijken. En nieuwe lagen te zien.
De Keyser volgde ooit les bij Roger Raveel, van wie het museum ook werk bezit. Raveel en De Keyser werkten ook samen. Net als De Keyser was Raveel een honkvaste kunstenaar. Zijn eigen leefomgeving was het schildersalfabet waarmee hij aan de slag ging. De Nieuwe Visie, zo werd die aanpak genoemd.
Na een academische opleiding als beeldhouwer, kwam Georges Vantongerloo samen met Rik Wouters als oorlogsvluchteling in Nederland in aanraking met het modernisme. In 1916 maakte hij zijn eerste schilderijen, o.a. beïnvloed door het laat-pointillisme/fauvisme van Wouters. Vantongerloo schildert met breed opgezette ritmische toetsen waar het witte doek ruim doorschemert. Het palet beperkt zich tot enkele hoofdkleuren.
In de jaren 1920 ontwikkelde Vantongerloo een geometrisch abstracte schilderkunst in het verlengde van Mondriaan maar met zowel de primaire (rood-geel-blauw) als de secundaire kleuren (groen-paars-oranje). Vijftien jaar later volgde een periode waarin Vantongerloo de zuivere, rechtlijnige opbouw van zijn kunstwerken achter zich liet en wiskundige krommen invoerde. Die zijn vaak groen en rood op wit.
Tijdens de jaren 1950 schilderde Cortier talrijke stillevens. Het zijn eenvoudige composities waarin hij vertrouwde objecten uit zijn directe omgeving weergeeft. De duidelijk gedefinieerde, maar schematisch weergegeven voorwerpen zijn in strakke contouren op het doek vastgelegd. Ze bevinden zich op een tafel die het beeld in de breedte vult. De achtergrond van het schilderij is gereduceerd tot enkele kleurvlakken.
Dit reliëf – geschilderd in egaal aangebrachte zwarte lakverf van het merk Sikkens Rubbol A-Z – is opgebouwd uit twee kleine houten panelen met een niveauverschil van enkele millimeters. De reliëflijn zorgt voor een minimale doorbreking in het monochroom zwart geschilderde oppervlak.
Voor dit beeld in wit beschilderd cement vertrok Georges Vantongerloo van een voorstelling van een zittende vrouw. Bewaarde werktekeningen tonen de evolutie van realisme naar abstractie. Vantongerloo woonde op dat moment in Nederland en maakte er via tentoonstellingen kennis met de internationale avant-garde. Hij werd als enige Belg lid van De Stijl, een beweging die een nieuwe abstracte beeldtaal promootte.
Voor het maken van dit beeld in wit beschilderd cement vertrok Georges Vantongerloo in 1918 van een voorstelling van een zittende vrouw. Dat weten we omdat er werktekeningen zijn bewaard. Die tonen als het ware de evolutie van realisme naar abstractie. Het resultaat is deze Constructie in de bol. Een optelsommetje ligt er aan de basis van: volume + leegte = ruimte. Eentje om over na te denken…
Georges Vantongerloo leeft in Nederland als hij dit werk maakt. Daar maakt hij kennis met de Nederlandse avant-garde en de kunstenaars van De Stijl, onder wie Theo van Doesburg en Piet Mondriaan. Zij promoten een nieuwe abstracte beeldtaal, in alle kunsten. Een Nieuwe Wereld, daar gaan ze voor! Wiskunde en meetkunde spelen daarin een belangrijke rol, als theoretische basis voor hun kunst. Ook bij Vantongerloo. Die schildert ook en ontwikkelt daarvoor zelfs een eigen kleurentheorie.
We maakten al uitgebreid kennis met het Vlaamse expressionisme uit de jaren 1920. In dezelfde periode ontstaat in België de abstracte kunst, ‘de zuivere beelding’, zoals die ook werd genoemd. Georges Vantongerloo vertegenwoordigt deze stroming in het museum. Hij wordt terecht ‘de Belgische Mondriaan’ genoemd. Vantongerloo sterft in 1965. Hij werkt dan al decennia in Parijs.
Het Groeningemuseum bezit verschillende werken van Vantongerloo. Samen bieden die een mooi overzicht van zijn werk.
The Manuscript 1833 (Le Manuscrit trouvé dans une bouteille) is een editie op 120 exemplaren uit 1974. MS. Found in a Bottle is een novelle van Edgar Allan Poe uit 1833 die verslag doet van de hallucinante avonturen van de verteller op zee, een satire op het populaire genre van de zeeverhalen. Bij Broodthaers is de fles zelf het manuscript.
Aan het eind van ons parcours maakt u hier kennis met een all round-kunstenaar die erg kritisch stond tegenover het kunstmilieu en de museumwereld: de internationaal befaamde en beruchte Brusselaar Marcel Broodthaers. Het Groeningemuseum bezit bijna alle edities van zijn gedrukte werk en ook heel wat affiches, catalogi en uitnodigingen… Die maken bij een artiest als Broodthaers allemaal deel uit van zijn ‘leven en werk’.
Je vindt in Broodthaers’ werk op papier zijn kritische ideeën terug: over de rol van de kunstenaar, over de band en het verband tussen kunst en geld, over kunst in het museum… Deze kwesties lagen aan de basis van zijn kunst en zijn performances.
Marcel Broodthaers installeerde in het gezegende jaar 1968 een fictief museum, in zijn eigen woning, met lege transportkisten en aan de wand postkaarten van schilderijen uit de 19de eeuw. In een van de later toegevoegde secties stond op de objecten en afbeeldingen: “Dit is geen kunstwerk.”
Deze miniatuur-atlas bevat de oppervlakte-silhouetten van 32 verschillendelanden, alfabetisch geordend en allemaal op dezelfde grootte gebracht. Op die manier is de atlas absoluut niet geschikt voor militairen, maar misschien wel voor kunstenaars.
Het werk van De Sauter wordt tot de fundamentele kunst gerekend. Aanvankelijk beperkte hij zich tot het trekken van lijnen of het maken van een enkele plooi in het schildersdoek. Hij hanteerde die beeldtaal zeer consequent. In de jaren 1980 puurde hij de mogelijkheden van een ander materiaal uit door gebruik van messing, zink en koper in combinatie met bladgoud.
De architect René Heyvaert geraakte door ziekte aan huis en keukentafel gekluisterd. Daar knutselde hij minimalistische kunstwerken ineen met alledaagse materialen als verpakkingen, eetgerei, bakstenen of takken uit zijn tuin. Ook zijn werk op papier is minimalisme ten top. Hij werd een tijd vergeten maar staat nu weer volop in de belangstelling.
In de jaren 1950 zette Georges Vantongerloo zijn zoektocht naar vorm en kleur verder. Hij leefde ondertussen in Parijs en kreeg er bezoek van de jonge Amerikaanse kunstenaar Ellsworth Kelly die zijn experimenten bewonderde. Vantongerloo probeerde sculptuur en schilderij één te maken. Door te schilderen op doorzichtig plexiglas dat zich in de ruimte plooit, laat hij kleur letterlijk zweven.
Vantongerloo liet zich in zijn laatste werken inspireren door astronomische voorstellingen die hij ofwel uit boeken haalde ofwel zelf observeerde. De banen worden door een spiraal van metaaldraad gevormd. Ze creëren de kosmologische ruimte die door de objecten energetisch wordt geactiveerd. Vantongerloos oeuvre is een streven naar oneindigheid. Hij slaagt erin om leegte en volume te combineren.
Vooraleer vanaf 1963 beeldend kunstenaar te worden, was de dichter-recensent Marcel Broodthaers om den brode fotograaf. Hij maakte tal van foto’s tijdens de wereldtentoonstelling Expo 58. In de jaren 1960 frequenteerde hij de Brusselse kunstenaarsmilieus, waar hij zijn vrienden portretteerde. Zijn iconische zelfportret kwam er twee jaar voor zijn dood.