Hier confronteert Strook zijn nieuwe werken met klassieke staatsieportretten uit de vaste collectie van het Groeningemuseum. Voor het eerst werkt hij een groot stuk van een portret uit in marmer. Dat materiaal verwijst naar de stijve pracht en praal van staatsieportretten. Net als verweerd hout vertoont marmer sporen van de tijd. Maar het is miljoenen jaren oud. Dat relativeert de ‘eeuwigheidswaarde’ van de geportretteerden. Het materiaal stelt ons menselijk bestaan in vraag in het licht van de geschiedenis.
Strook maakt eerst voorbereidende tekeningen. Hij mengt zijn verf niet zoals een schilder dat doet. Zijn ‘kleurenpalet’ bestaat uit planken die hij al jaren verzamelt. Sommige hebben zo’n belangrijke herkomst en zijn zo expressief in hun patina dat hij ze jarenlang bewaart, tot hij er de perfecte bestemming voor vindt. Hij moet dus selectief zijn. De doorleefde planken zijn zo uniek van kleur, textuur en herkomst dat hij nooit meer dezelfde zal vinden. Het gaat Strook vooral om de visuele kracht van zo’n stuk hout. Het recycleren is geen doel op zich, maar een middel om te experimenteren met materialen die een verhaal vertellen.
Strooks ‘koppen’ zijn meer dan de som van hun fragmenten. Toch zou je elk onderdeel kunnen ontleden. Elk stuk hout heeft zijn eigen identiteit of plaats van herkomst. Soms komt het van verlaten, onbestemde plekken. Die hebben voor Strook een vreemde schoonheid. Ze lijken stil te staan in de tijd, maar door hun verval zijn ze in volle metamorfose.
Het materiaal komt soms van plekken met een bijzondere geschiedenis, zoals drukkerij Die Keure in Brugge, de Sint-Baafskathedraal in Gent of een scheepswerf in Gdansk. In zijn assemblages mengt Strook stukken sloophout uit heel diverse plaatsen. Van de wieg van de Solidarność-beweging in Polen tot de vloer van een bruin café in Kortrijk. Het zijn ‘compressies’ van kleine en grote geschiedenissen.
Strook vindt niet op alle non-places bruikbaar materiaal voor zijn sculpturen. Maar soms zijn die plekken zo sprekend dat hij een manier zoekt om de unieke textuur ervan te bewaren. Hij ontwikkelde een techniek om patina van oppervlakken – zoals tegels of een vloer – af te gieten in een mal. Van die afgietsels maakt hij stempels, die hij op verschillende manieren gebruikt. Zo maakt hij keramiek die het reliëf heeft van de afgegoten oppervlakken. De afgietsels zijn exacte kopieën van plaatsen waar niemand naar omkijkt, maar waar wel een geschiedenis aan vasthangt. Strook wil de onzichtbare geschiedenissen van die plaatsen vangen in zijn werk. Daarom maakte hij afgietsels van stukjes vloer op de drie tentoonstellingsplekken. Zo ‘samplede’ hij de patina en de ziel van die locaties, waar dagelijks duizenden mensen achteloos passeren. Die afgietsels resulteerden in een portret waarin de eeuwenoude verhalen van die locaties - letterlijk - gebakken zijn.
Het materiaal dat Strook verzamelt is ‘abject’ geworden: het heeft zijn functie verloren en zit in de wachtkamer van de tijd. Strook transformeert dat materiaal tot een ‘subject’. Het wordt een nieuwe artistieke creatie met een eigen identiteit en bestaansreden.